Bijzondere verhalen

Een selectie van (niet meer levende) personen Van Drecht / Van Dregt met opmerkelijke elementen in hun levensloop

Danijel Jansen van Drecht (geboren circa 1620, overleden vóór 1659, beide waarschijnlijk in Veessen aan de IJssel in de huidige gemeente Heerde). Dit is de vroegste Veluwse Van Drecht waarvan wat meer bekend is over zijn levensloop. Zoals bijna iedereen in zijn regio in die tijd moet hij actief zijn geweest in de landbouw, maar dat bracht hem blijkbaar tot relatieve welstand.

Hij wist daarbij ook een maatschappelijke positie van aanzien en betekenis op te bouwen, wat is af te lezen aan diverse functies die hij vervulde. Zo was hij ‘kerckmeijster’ van de kerk van Veessen. In die functie was hij in 1649 eerste ondergetekende van een verzoekschrift van geërfden en ingezetenen van Veessen aan de classis van de Neder-Veluwe, waarin men de wens te kennen gaf een eigen predikant in Veessen aan te stellen. Daarnaast stond hij in 1651 vermeld als Heemraad van het Dijkgraafambt Veluwe.

François van Dreght (geboren Amsterdam rond 1642, aldaar begraven 23 oktober 1704). Zijn vader Dirck Henrix van Drecht, geboren rond 1611, was zeilmaker. François van Dreght werd ‘assistent opt comptoir van de convoyen’ (convooien waren indertijd – 16e en 17e eeuw – de oude tolgelden op de rivieren, maar daarbij kwamen ook de gelden die men – vooral in Holland – van zeeschepen inde, als afkoopsom voor plundering en roverij en als bijdrage voor de bescherming daartegen bij een ontmoeting met vijandelijke schepen). Getuige zijn krullerige handtekening was hij de schrijfkunst zeer goed machtig. Op 21 februari 1685 werd hij ingeschreven in het Poorterboek van Amsterdam.

Hij trouwde in 1671 en werd al snel weduwnaar. Tweede huwelijk in 1676. Op 21 april 1672 kocht François van Drecht een huis en erf, tussen Kerkstraat (Amsterkerkstraat) en Keizersgracht, strekkend tot achter aan de erven van de Keizersgracht. Op 16 januari 1685 verkocht bij een huis en erf tussen Prinsengracht en eerste brug Anjeliersgracht zuidzijde (nu Westerstraat). Op 28 augustus 1708 verkochten de Erven Françoisvan Drecht een huis en erf, tussen Kerkstraat (Amstelkerkstraat) en Keizersgracht, aan de Vijzelstraat westzijde.

In de Bibliotheek der Universiteit van Amsterdam, Catalogus der handschriften, komt een brief voor van zijn dochter Adriana van Dreght van 1704 (ook: Ariaentje). Op 5 mei 1705 verkocht Adriana van Dregt een huis en erf aan de Violettenstraat zuidzijde, hoek Anjeliersstraat, zij trouwde toen met een koopman te Ameyde. Haar zus Geertruij trouwde in 1702 met ds. Johannes Georgius Barovius, predikant te Ameyde. Er staan dopen vermeld van ten minste 9 kinderen Barovius van dit paar.

Jan van Drecht uit Amsterdam treedt op 10 mei 1728 als onder(scheeps)timmerman in dienst bij de Kamer Amsterdam van de VOC, en vaart die dag uit met het schip Wapen van Hoorn op weg naar Batavia. Dit schip komt op 17 september aan op de Kaap, en op 12 december in Batavia. Jan heeft dit niet meer meegemaakt, want 22 dagen na indiensttreding is hij op het schip overleden, op 1 juni 1728.

Johannes van Dreght junior (Joannes). In Amsterdam geboren en gedoopt op 14 november 1737 in de gereformeerde Amstelkerk. Zijn vader was ‘witwerker’, d.w.z. hij vervaardigde witmetalen voorwerpen zoals messen en scharen. De hierna volgende informatie over de loopbaan van Joannes als kunstschilder is vooral ontleend aan het boek “In de ban van het beeld, opstellen over geschiedenis en kunst” van Dedalo Carasso.

Joannes begon zijn loopbaan op het atelier van de kunstenaar Jacobus van Velsen. Op 4 juli 1758 verwierf hij het poorterschap van Amsterdam, en enkele dagen later werd hij door koop lid van het St. Lucasgilde. Op 29 mei 1761 ging Joannes van Dreght in ondertrouw, huwelijk op 14 juni 1761, met Hendrina van Leeuwen (gedoopt Amsterdam 15 maart 1733), en zij kregen drie dochters.  Zij woonden in de Kerkstraat, niet ver van de Amstel.

Het lidmaatschap van het St. Lucasgilde was een soort middenstandsdiploma. Wie in de tweede helft van de achttiende eeuw in Amsterdam artistiek wilde meetellen, moest zich in de kring van de Amsterdamse stadstekenacademie bewegen, een genootschap van aanzienlijke burgers en kunstenaars, op grond van bekwaamheid in drie klassen verdeeld. Joannes van Dreght schreef zich op 19 november 1766 bij de tekenacademie in, waarvan hij tot 1802 lid bleef. Zijn talent werd gewaardeerd. In 1768 ontving hij de eerste prijs in de derde klas. Hij ging naar de tweede klas en won in 1769 wederom de eerste prijs. In 1773 ontving hij tenslotte de gouden medaille van de eerste klas. Toen in het Amsterdamse stadhuis op de Dam een expositiezaal voor kunstenaars van de academie werd ingericht, heeft hij als enige van deze faciliteit gebruik gemaakt. Hij schilderde landschappen en figuren (grisailles). Naast ezelschilderijen of portefeuilletekeningen was hij vooral in het toegepaste vlak werkzaam. Hij heeft decoratiewerk vervaardigd zoals in 1774 de zaal van de Hollandsche Schouwburg te Amsterdam. Vrij veel decoratief werk van zijn hand heeft de tand des tijds doorstaan. Hij behoorde tot de vele kunstenaars die voorzagen in de behoefte aan beschilderde behangseldoeken, luxe sleepkoetsen, pronksleden, plezierjachten, rijtuigen, schouwen, decors, waaiers etc. Hij heeft ook grote decoratiestukken met “hofgezichten” en plafondschilderingen geschilderd voor diverse huizen (o.a. schoorsteenstukken in het stadhuis in 1772, in de panden Herengracht 518 en 520 en in het Corvershof in 1778). Ook schilderde hij toneeldecors voor de Amsterdamse schouwburg. Hij had een welgestelde en artistiek ontwikkelde klantenkring. Zijn werk getuigt van een nieuwe visie op de klassieke oudheid, het neoclassicisme; Joannes van Dreght was de meest uitgesproken neoclassicist onder de Nederlandse schilders. Waarschijnlijk had hij ook pedagogische kwaliteiten, want hij had relatief veel (zo’n twaalf of dertien) leerlingen. De behangschilder Jurriaan Andriessen was één van zijn leerlingen. De later bekende dichter Willem Bilderdijk dankte zijn vaardigheden als tekenaar en etser aan het onderwijs van Joannes van Dreght, die vanaf omstreeks 1770 gedurende tien jaar zijn leraar was geweest.

Op 3 november 1779 kocht Johannes van Dregt een huis en erf aan de Amstelkerkstraat zuidzijde (nu Kerkstraat), tussen Amstel en Utrechtsestraat; op 28 januari 1806 verkocht hij dit huis weer. Politiek ging de voorkeur van Joannes uit naar de patriotten, die tamelijk gecharmeerd waren van de Romeinse Republiek. Toen in 1781 en in 1792 “De barbier van Sevilla”, een toneelstuk van Beaumarchais in de stadschouwburg werd opgevoerd, schilderde Van Dreght het decor. Vanaf 1787 profileerde hij zich nog scherper als patriot en maakte schilderijen met uitgesproken politieke strekking. In 1795 werkte hij mee aan de versieringen die bij de feesten ter ere van de Bataafs-Franse Alliantie op de pleinen van Amsterdam werden opgericht.

Daarna werd er niet meer van hem gehoord, hij schijnt zich tijdens zijn laatste levensjaren te hebben teruggetrokken. Johannes van Dreght is overleden op 7 oktober 1807 en werd op 12 oktober 1807 in de Nieuwezijds Kapel te Amsterdam begraven. Overlijdensadvertentie:

             “Het behaegde het Opperwezen, myn waarden Echtgenoot, JOHANNES VAN DRECHT, Konst-Schilder, na een langzaam verval van krachten, in den ouderdom van byna 70 Jaaren, na eene genoeglyke Echtverbindtenis van ruim 46 Jaaren, uit myne liefdearmen te ontrukken. Geeve van dit, voor my en myne Kinderen, smartelyk verlies aan Vrienden en Bekenden kennis, verzoekende van Brieven van Condoleantie verschoond te blyven.

Amsterdam, 7 October 1807, HENDRINA VAN LEEUWEN, Wed. JOHANNES VAN DRECHT.”

Werk van Van Dreght bleef o.m. bewaard in Museum De Lakenhal Leiden, Westfries Museum Hoorn, Herenhuis Hooigracht 38 Leiden, Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam, Rijksmuseum.Kröller-Müller Otterlo, Rijksprentenkabinet Amsterdam, Het Corvershof Amsterdam, Het Bilderdijkmuseum Amsterdam. In april 2010 heeft de gemeente Gilze-Rijen (N.Br.) besloten een straat in een nieuwbouwwijk in Rijen de naam ‘Johannes van Dreghtstraat’ te geven.

Zijn jongste dochter Anna (geboren 1768) trouwde in 1794 met Hermanus Klijnveld, apotheker. Dit paar maakt deel uit van het voorgeslacht van de acteur Willem Royaards. Na het overlijden van Hermanus in 1812 zette zij “de Affaire” (i.c. de apotheek) voort met een “deskundige meesterknecht” en haar oudste zoon. Deze zoon Jan Dirk Kleynveld was later apotheker van het tweede gesticht in Veenhuizen.

Sijmen Johannes van Drecht. Gedoopt Amsterdam 20 september 1769. Blikslager en koperslager. Op 20 januari 1788, dus 18 jaar oud, trad hij in militaire dienst bij het 2e Bataillon 4e Halve Brigade. Lengte “op kousen”: 5 voet en 6 duijm. Hij diende vervolgens in het Regiment Gelderland als soldaat en corporaal. In september 1790 werd hij als lidmaat ingeschreven bij de Nederduits gereformeerde gemeente in Doesburg. Na enkele jaren kwam hij op 30 juli 1795 terug bij het 2e Bataillon. Rang: sergeant. Religie: gereformeerd. Zijn diensttijd zou eindigen op 2 oktober 1801. Op 19 februari 1796 is hij echter gedeserteerd “bij de mariene”. Op 21 februari 1803 profiteerde hij hiervoor van het Generaal Pardon. Op 23 november 1802 kocht Sijmen Johannes van Drecht een huys in de Korte Zwanenburgerstraat oostzijde (nu Staalstraat), met de omschrijving Zwanenburg in de gevel, huis en erf, tussen Ververstraat en Zwanenburgerwal. Hij is overleden te Amsterdam op 1 augustus 1835.

Een familie Van Drecht in het boekenvak. Een uitgebreide ‘Haagse’ familie Van Drecht begon met Jacob van Drecht (ook: Jacobus Johannes), geboren in Gelderland rond 1696, die in 1743 in Den Haag in het huwelijk trad met de 26 jaar jongere Johanna Jacoba Bouvink (zuster van de Haagse boekverkoper Jan Abraham Bouvink). In 1750 wordt Jacob van Drecht in het burgerboek van Den Haag opgenomen. Zijn beroep is niet beschreven; wel zit er een duidelijke lijn in het beroep van zijn nageslacht, dat vrij algemeen bij de boekhandel betrokken was.

Deze familie vormt de enige groep Van Drecht’en die naspeurbaar een familiewapen heeft gevoerd. Het wapen wordt als volgt omschreven: “Een zandloper, Helmteken: de zandloper tussen een vlucht”. Zoon Harmanus Hendrikus van Drecht (Den Haag 1753-1814) trad in 1767 in het boekverkopersgilde als leerling bij zijn oom Bouvink en werd in 1774 meester in het gilde. Hij woonde in 1775 in de Hoogstraat, en sedert 1777 in de Papestraat. Hij was een vooraanstaande Patriot en liet als uitgever veel pamfletten verschijnen. In 1788 is hij “in zware zinneloosheid vervallen”; zijn vrouw trachtte de directie op zich te nemen en met onwillige schuldeisers te arrangeren; met uiteindelijk toch een surséance tot gevolg. H.H. overleed, 35 jaar oud, in 1789. De weduwe hertrouwde nog in hetzelfde jaar met iemand die sedert 1781 knecht in de zaak was.

Een andere zoon, Jan Abraham van Drecht (Den Haag 1756-1806) begon in 1775 in het boekverkopersgilde als leerling.en werd in 1778 meester. Oranjegezind, lid van de Oprechte vaderl. Societeyt Goude Leeuw. Door financiële problemen werd de gerechtsbode in 1796 geautoriseerd zijn boedel te verkopen, maar hij bleef niettemin in de handel. Woonde tot 1803 Oude Molstraat, daarna Gedempte Raam, bij zijn dood Lapstraatje. Hij is 49 jaar oud overleden in 1806, en had net als zijn broer zenuwziekte gekregen.

In de volgende generatie werd Jacobus Johannes van Drecht (Den Haag 1777-1845), zoon van Jan Abraham, ook weer boekbinder en boekverkoper. In 1798 kocht hij, als minderjarige geassisteerd door zijn vader, een boekbinderij van buiten de familie. Hij bleef bookbinder tot zijn overlijden in 1845. In weer een latere generatie was Gerrit van Drecht (Den Haag 1849-1932) letterzetter, boekdrukker, later winkelier, weer later onderdirecteur van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij en het dagblad “Het Vaderland”.

Gerardus van Drecht. Geboren Den Haag 2 maart 1879. Eerst bouwkundig tekenaar, later architect. Als rijksarchitect bouwde hij een deel van de TH in Delft en was hij onder meer betrokken bij de bouw van het krankzinnigengesticht te Woensel. Naast zijn werk voor de overheid bouwde hij in zijn vrije tijd voor eigen rekening als medeaandeelhouder enkele zwembaden. In 1921 werd het zwembad De Regentes in Den Haag geopend. Rond 1925 kwam hij met Justitie in aanraking i.v.m. malversaties bij de Rijksgebouwendienst; uiteindelijk werd hij daarvan echter volledig vrijgesproken. Intussen had hij ontslag genomen uit rijksdienst en ging hij de directie voeren over het zwembad De Regentes. Het andere door hem gebouwde zwembad, het Bosbad in de Amalia van Solmsstraat, is bij het bekende grote bombardement van het Bezuidenhout op 3 maart 1945 vernield. Zijn eigen woonhuis in Warmond heeft hij, evenals enkele andere ontwerpen, tezamen met een leerling ontworpen. Hij overleed te Warmond op 17 april 1963.

Zijn tweede zoon Robert van Drecht, geboren Den Haag 1 februari 1912, volgde de 3-jarige HBS. Werd toen ziek; verbleef met zijn ouders in Zwitserland voor herstel. Weer in Nederland logeerde hij een tijdje bij een tante in Oegstgeest. Op zijn 19e jaar begon hij te werken in het zwembad De Regentes, waar zijn vader de directie voerde. Hij moest onderop beginnen, in de wasserij. Later werd hij secretaris van de directie en vervolgens adjunct-directeur, directeur en gedelegeerd commissaris. Een tijdlang was hij gedelegeerd commissaris en tevens waarnemend directeur. In 1957 werd hij gehuldigd wegens 25-jarig dienstverband bij de N.V. Bad- en Zweminrichting De Regentes.

Na zijn huwelijk in 1941 was hij met zijn vrouw boven het zwembad gaan wonen, in 1952 verhuisden zij naar Oegstgeest en vandaar in 1965 naar Warmond, waar zij zijn ouderlijk huis betrokken. Daar bevond zich nog altijd een armoire, het meesterstuk gemaakt door zijn overgrootvader Johannes Abraham van Drecht (Den Haag 1817-1862) na diens opleiding tot kabinetwerker. Hij voerde ook zeven jaar lang tevens de directie van een zwembad in Wassenaar. Van de ontvangen schade-uitkering voor het gebombardeerde zwembad in het Bezuidenhout kocht hij de jachthaven Cieco te Warmond, die hij tien jaar lang exploiteerde en toen weer verkocht. Robert is op 5 februari 1991 in Oegstgeest overleden.

Gerardus van Drecht. Geboren Den Haag 26 januari 1906, oudste zoon van de gelijknamige architect.. In 1926 muntte hij bij atletiekvereninging Vlug en Lenig uit bij het hardlopen; hij werd in 1927 in de krant omschreven als de snelle sprinter van Lyceum Stokroosplein. Hij emigreerde naar Canada in maart 1927 en kwam met vakantie terug naar Nederland van april t/m juli 1929. Tijdens dat verblijf trouwde hij. Zijn grootvader Gerrit van Drecht, wiens 80e verjaardag het op die trouwdag was, was daarbij getuige. Hij keerde in juli 1929 met zijn echtgenote Johanna terug naar Canada en vestigde zich op een “gemengde” farm bij Makaroff, Manitoba. Voltooide een 3-jarige cursus in landbouwkunde aan de Universiteit van Manitoba te Winnipeg. In Canada heetten zij ‘Gerald’ en ‘Jean’.

Hij werd in 1940 opgeroepen voor het Nederlandse leger en was van 1941 tot 1945 in Engeland, eerst in het Nederlandse kamp in Wolverhampton, de laatste twee jaar van de oorlog werkzaam als landbouwkundige voor het uitgeweken Nederlandse kabinet in Londen. Vertegenwoordigde Nederland bij SHAEF en UNRA vergaderingen en was belast met aankoop van landbouwwerktuigen, zaden, chemicaliën ter ontzouting van Zeeland (geïnundeerde gebieden), voedselvoorraden voor Nederland na de bevrijding, en dergelijke. Na de bevrijding heeft hij nog ongeveer een jaar in Nederland voor de overheid gewerkt. Hij was toen een soort ‘verloren zoon’ voor zijn vader, die landbouw altijd iets minderwaardigs had gevonden.

Hij overleed te Canada op 14 april 1954, pas 48 jaar oud, door een ongeval thuis. Hij opende de kachel om er een briket in te gooien en kreeg toen een golf koolmonoxide in zijn longen, waardoor hij op slag dood was. Zijn vrouw had gedurende de oorlogsjaren en ook na zijn overlijden de farm zelf bestuurd. In 1961 was zij verhuisd naar Roblin, Man.; eerst werkzaam in de administratie en boekhouding van een grote houtindustrie, later als assistent bedrijfsleider. Zij hebben een uitgebreid nageslacht gekregen in Canada.

Hendrik Jan Eduard van Drecht (Henk). Geboren Den Haag 23 mei 1916. Voltooide in 1935 de 5-jarige HBS-B op de Stadhouderslaan in Den Haag. Vervolgens trad hij in dienst bij KLM in Den Haag. April 1936 tot april 1937 militaire dienst bij SROI te Kampen (hij hoorde daar dat in die plaats ook mensen met de naam Van Drecht woonden, doch kwam niet met hen in aanraking).

Keerde april 1937 bij de KLM terug, verliet deze werkgever in augustus van dat jaar om in dienst te treden bij de Borsumij (Borneo Sumatra Handel Mij.) te Den Haag, waarvoor hij in december 1937 naar Nederlands Indië werd uitgezonden. Werkte achtereenvolgens in Soerabaya, Djambi en Palembang, waar hij zijn toekomstige vrouw leerde kennen. Henk diende in de oorlog met Japan als tweede luitenant der Infanterie en werd krijgsgevangene op Java. Hij werd tewerkgesteld in een concentratiekamp in Birma, waar hij moest meebouwen aan de beruchte spoorlijn, de zgn. “dodenlijn” van Birma naar Siam. Twee zonen van een collega bij Borsumij, Ton Verstraaten, hebben het dagboek van hun vader uitgeschreven en uitgegeven onder de titel “Ooggetuige, Krijgsgevangen in Indië en Japan (1942-1945)”; het dagboek berust nu bij het Koninklijk Tehuis in Bronbeek, en daarin wordt Henk van Drecht zo’n acht keer genoemd. Henk is ook één van de kampvrienden van de cabaretier Wim Kan geweest en werd meermalen genoemd in diens  “Burmadagboek 1942/1945” (uitgeverij De Arbeiderspers, 1986), o.m. bij 23 mei 1945 “Een slechte nacht gehad, voelde me beroerd, maar een prettige omstandigheid was de viering van de verjaardag van Henk van Drecht”.

Henk keerde in 1946 naar Java terug, waar hij als eerste luitenant diende te Soerabaya, Batavia en Bandoeng, vanwaar hij in 1948 ter demobilisatie naar Nederland terugkeerde. Werd bij die gelegenheid bevorderd tot kapitein der infanterie. Hij was inmiddels op 31 oktober 1947 in het huwelijk getreden te Batavia met Nelly Johanna Soekias. Keerde in 1948 voor de Borsumy naar Nederlands Indië terug, werkte eerst in Batavia, daarna als manager te Padang, Cheribon en Bandoeng vanwaar hij in 1953 met verlof naar Nederland vertrok. Werd eind van dat jaar uitgezonden naar Usumbura in Ruanda-Urundi. Werkte vervolgens in Elizabethstad en Leopoldstad, vanwaar hij in 1956 naar Nederland terugkeerde, en de Borsumy verliet. Vertrok voor een Nederlands hout-import bedrijf in 1957 naar Pointe Noire (Congo-Brazzaville) waar hij werkte tot 1959. Na naar Nederland teruggekeerd te zijn, vertrok hij in 1960 voor een Franse hout-import maatschappij wederom naar Pointe Noire, werkte daar en vervolgens in Gabon en Ivoorkust. Trad in 1962 in dienst van een Franse hout-exploitatiemij in Port Gentil (Gabon) waar hij werkte tot 1964. Werkte van 1964 tot 1965 bij een Amerikaanse boormaatschappij in Sfax (Tunesië), vervolgens als inkoper bij een Amerikaanse constructiemaatschappij (Bechtel) in Algiers, vanwaar hij eind 1967 naar Nederland terugkeerde. Werkte daar tot 1969 bij een andere Amerikaanse constructiemaatschappij (Austin) waarvoor hij ook korte tijd in Italië gedetacheerd werd. Trad in 1969 in dienst van wederom een Amerikaanse constructiemaatschappij (alle in de petrochemische sector,met name bouw van olieraffinaderijen), Procon in Rotterdam, waardoor hij tot 1970 in Londen gedetacheerd werd. Ging na enige tijd wederom in Rotterdam gewerkt te hebben naar Londen terug waar hij in dienst trad als inkoper bij de Britse tak van deze zaak, Brocon (GB) Ltd. Gepensioneerd ging hij in Kapellen bij Antwerpen wonen. In 1993 schreef hij een ingezonden stukje in het blad De Kampioen van de ANWB over de beste routes naar Zeeuws Vlaanderen via Belgie.Hij keerde later terug naar Den Haag, waar hij in 2004 overleed, en werd bijgezet in het familiegraf op Nieuw Eykenduinen.

Hendrik van Dregt (“Hein”). Geboren Hilversum 15 februari 1877. Hein was textielarbeider (wever). Hij was activist van het NAS, het Nationaal Arbeids-Secretariaat, een radicaal-linkse koepelorganisatie van vakbonden, opgericht in 1893 op instigatie van de Tweede Internationale. Hij werkte in Twente, maar vertrok na moeilijkheden tussen 1901 en 1905 naar Duisburg (Duitsland). In 1916 kwam hij naar Strijp bij Eindhoven.

Hein werkte bij het bedrijf van Ignatius de Haes in Eindhoven, waar in januari 1920 een wilde staking uitbrak die acht weken duurde. Terwijl Hein van Dregt als één van de stakingsleiders bezig was met een straatcollecte voor de stakers, kwam hij met mensen van De Ploeg in aanraking. Hij bleef na afloop van het arbeidsconflict zonder werk. De Ploeg was begonnen als landbouwkolonie in Best, maar wilde productieve bedrijven op coöperatieve grondslag in het algemeen bevorderen. Zo kwam de productieve weversassociatie De Ploeg te Bergeijk (1923-1957) tot stand.

In de woning van Hein van Dregt in Eindhoven waren in 1921 enige weefgetouwen opgesteld om, in afwachting van de bouw van een bedrijfspand, met het weven van ongebleekte katoen aan te vangen. Hein was ook begonnen aan een tweejarige avondcursus van de Eindhovense textielschool om zich in de theoretische grondslagen van de textielbewerking te bekwamen. Een tijd na de staking kreeg hij een nieuwe werkkring bij de firma De Heer te Eindhoven, waar hij in maart 1922 ontslag nam, toen hij tot de groep in Bergeijk toetrad. In december 1922 werd bericht dat Hein van Dregt in zijn woning in Eindhoven een garenketting van 600 yards had opgeboomd, die in de weverij van De Ploeg was neergelegd, om al vast een in bedrijf zijnde indruk te maken.

Begin 1923 stond Hein van Dregt (Helmond) kandidaat voor de communisten voor de Provinciale Statenverkiezingen. Op 12 maart 1923 werd, namens de exploitatiegroep waarvan ook Hein deel uitmaakte, de weversassociatie De Ploeg bij een notaris officieel opgericht. De wever Hein begon alleen, maar werd al snel bijgestaan door zijn beide zoons. Voor de twee zonen Heintje en Willy betekende De Ploeg een onderkomen, omdat het gezin Van Dregt al veel eerder uiteen was gevallen. Zijn echtgenote was al in 1911 gaan inwonen bij een koopman in galanteriën in Zutphen. Het bevolkingsregister van Zutphen vermeldt over haar “verlaten huisvrouw van Hendrik van Dregt, woonde te Duisburg”. Op 7 oktober 1923 werd open huis gehouden en na de toespraken “werd de electrische weefkracht losgelaten en sloegen de weefgetouwen onder het toezicht van onzen kameraad Hein van Dregt, lustig hun produceerenden maatslag, geaccompagneerd door den niet minder opgewekten socialistenmarsch der aanwezigen”.

Hein was lid van de communistische partij en was aangesloten bij de textielfederatie van het NAS. Vanuit zijn antikapitalistische levensvisie vond hij aansluiting bij de groep, zonder zich geheel aan het groepsleven te conformeren. Voor hem werd eind december 1923 een woonwagen op het terrein neergezet, waar hij verbleef en ook zijn eigen potje kookte als het vegetarische groepsdieet hem te mager leek. In het interne overleg binnen De Ploeg maakte Hein bezwaar tegen het aanschaffen van een tweedehands automobiel door De Ploeg voor het handelsreizigerswerk, omdat hij er een kapitalistisch symbool in ontwaarde, maar hij gaf dit op toen hij begreep dat een eigen voertuig de doelmatigheid van het handelen zou verhogen. De Ploeg in Bergeijk kampte met een chronisch gebrek aan bedrijfskapitaal en was niet in staat voldoende grondstoffen in voorraad te nemen om de productie op gang te kunnen houden. In 1924 ging Hein zich voor De Ploeg toeleggen op verkoopactiviteiten. Gedurende twee maanden probeerde hij in een marktkraam in Eindhoven ploegartikelen aan de vrouw te brengen. De resultaten gaven aanleiding er mee op te houden. Dat gold ook voor de  straathandel met een kar vol textielwaren (plus overigens ook tabaksartikelen) waarmee zijn zoon Hein het had geprobeerd.

In januari 1925 legde de in relatieve eenzaamheid werkende activist Hein van Dregt in de wat uitzichtloze situatie het werk neer en vertrok hals over kop naar Frankrijk, waar hij een privézaak wilde regelen. Zijn zoon Hein had moeilijkheden met de Franse justitie, omdat hij op een dansvloer in Frankrijk met autochtonen slaags was geraakt. Hein keerde daarna ook niet meer terug naar Bergeijk. Uiteindelijk hebben Hein en zijn zoon Hein van begin 1922 tot eind 1924 bij De Ploeg in Bergeijk verbleven; zijn zoon Willy kwam tegen medio 1922 en vertrok al najaar 1924. (informatie ontleend aan het boek van Frans Becker / Johan Frieswijk “Bedrijven in eigen beheer, Kolonies en productieve associaties in Nederland tussen 1901 en 1958 / met bijdragen van J.M. Welcker en F.J.M. van Puijenbroek”) Ten tijde van de Volkstelling van 1947 woonde Hein in Zeist bij zijn zoon Frederik Willem (Willy). Hendrik (Hein) van Dregt is overleden op 10 november 1955 te Zeist.

Willem van Dregt. Geboren 6 juni 1879 in Hilversum. Hij is naar Duitsland vertrokken. Hij trouwde daar en verkreeg de Duitse nationaliteit (hij noemde zich toen ‘Wilhelm’). Hij werkte als Konditor (banketbakker) in Duisburg. Zijn zoon Gerhard Anton van Dregt werd geboren op 21 juli 1902 in Viersen, Duitsland.en heeft altijd de Duitse nationaliteit gehad. Hij heeft gewerkt als Konditormeister (meester-bankerbakker) in Duisburg-Hamborn, en verhuisde later naar Bad Neuenahr. In de jaren ’30 exploiteerde hij ‘Konditorei und Café Gerh. van Dregt’ aan de Lindenstrasse 5 in Bad Neuenahr-Ahrweiler. Er is nog altijd nageslacht van hem, van Duitse nationaliteit, in Duitsland en Italië.

Gerrit van Dregt. Geboren te Baarn op 11 november 1876. Beroep: rijwielhandelaar. Hij is in 1912 in Baarn gehuwd. Gerrit en zijn vrouw Petronella exploiteerden een Tabak- en Rijwielhandel in Baarn aan de Verlengde Dalweg, later Berkenweg geheten. Advertentie in “Het Volk” van 30 december 1916: “G. van Dregt en P.J. van Dregt-Verschoor, Rijwielhandel Baarn, wenschen partijgenooten, geestverwanten en begunstigers een gelukkig Nieuwjaar.” In 1927 stelde hij als sociaal-democratisch lid van de gemeenteraad van Baarn voor de gasprijs te verlagen, hetgeen werd aangenomen. Overleden te Baarn op 16 maart 1930, begraven op de Nieuwe Algemene Begraafplaats aan de Wijkamplaan in Baarn. Dochter Dirkje Neeltje, roepnaam: Dit (1913-2002), hield de politieke oriëntatie van haar ouders vast.  “Dit” zat eind jaren ’50 in het Baarns zangkoor van de PvdA “Kunst na Arbeid” en was penningmeester van de PvdA Afdeling Baarn.

Laatste naamdragers Van Dregt in Veessen. Hoewel de oudste sporen van de Veluwse Van Drecht’en / Van Dregt’en vooral aan Veessen zijn verbonden, zijn daar in het heden geen mensen met die naam meer te vinden. De een-voor-laatste Van Dregt daar betreft Hendrik van Dregt, geboren Heerde 14 februari 1888. Rijwielhandelaar en smid in Veessen. Bij de driesprong die de IJsseldijk in Veessen vormt met de Kerkstraat stond zijn smederij (waarschijnlijk overgenomen, want hier was al vóór 1900 een smederij). Buiten stond een grote slijpsteen waarop men gereedschap en smeedwerk kon slijpen. Hendrik heeft de smederij later aan zijn zoon overgedragen. Hij overleed te Heerde (Veessen) op 8 april 1953.

Zijn zoon Gerrit Jan van Dregt werd geboren te Zwolle op 29 maart 1924. Opgegroeid in Veessen en daar altijd woonachtig gebleven. Hij werkte in de smederij en winkel van zijn vader Hendrik en nam deze later over. In de zestiger of zeventiger jaren werd het smederijbedrijf grotendeels beëindigd. Bij de Kamer van Koophandel was in 1921 het bedrijf “H. van Dregt”, smids- en rijwielbedrijf in Veessen ingeschreven, dat in 1980 werd uitgeschreven. In 1943 was tevens het bedrijf “Fa. van Dregt en zoon”, winkelbedrijf in huishoudelijke artikelen, metaalbewerkingsbedrijf enz. ingeschreven, dat pas in 1996 werd uitgeschreven. Gerrit Jan van Dregt is “in de volle zekerheid van zijn geloof” (aldus tekst advertentie) overleden te Heerde op 30 augustus 1997 en op 3 september begraven op de Begraafplaats te Veessen. De overlijdensadvertentie was gezet door een executeur-testamentair van de Commissie van Beheer van de Gereformeerde Kerk te Heerde. “Wij danken het personeel van Brinkhoven en de Wendhorst voor de liefdevolle verzorging aan hem besteed in de laatste fase van zijn eenzaam leven”.

Een gezin Van Dregt-Van Drecht. Albert Jan van Dregt werd geboren in Veessen op 16 mei 1892. Zijn beroep werd later bakker, in Kampen. Berendina Hendrika van Drecht werd geboren te Kampen op 5 augustus 1887. Op 13 juli 1922 traden deze beiden in Kampen met elkaar in het huwelijk, waarmee zij mevrouw Van Dregt-Van Drecht werd. Hiermee kwamen twee van de uitwaaierende takken van de Veluwse familie Van Drecht / Van Dregt weer eens bij elkaar.

Peter van Drecht. Geboren te Kampen op 29 september 1889. Hij had tot 1933 / 1934 een slagerij in Kampen. In september 1934 ging deze failliet. Na opheffing van de slagerij had hij tot 1941 een agentuur in grondstoffen en gereedschappen voor het slagersbedrijf. In 1941 is hij benoemd tot hoofdconsulent bij het Slagersproefstation in Utrecht en toen (1942) ook met zijn gezin naar deze stad verhuisd. Aldaar overleed hij op 7 januari 1961 in het Diaconessenhuis te Utrecht; de begrafenis vond plaats in Kampen. In een slagersvaktijdschrift stond de volgende necrologie:

“De heer Peter van Drecht stamde uit een oude slagersfamilie te Kampen en heeft vroeger in de slagersorganisatie aldaar een leidende functie bekleed. De liefde tot het vakonderwijs echter trok hem, zodat hij ruim 22 jaar geleden zijn krachten hieraan ging wijden. Hij was écht een meester op alle wapens, want hij beheerste de vleeshouwerij evengoed als de worstmakerij, de garneerkunst en het opmaken van schotels evengoed als ’t slachten van vee, en last but not least, zijn kennis van levend en geslacht vee genoot zeer zeker vermaardheid. Geen wonder dat Van Drecht bekendheid genoot zowel in binnen- als buitenland en deswege herhaaldelijk als jurylid fungeerde bij tentoonstellingen. Dit allround-vakman zijn was dan ook de oorzaak dat destijds het Slagersproefstation beslag op hem legde waar hij, evenals bij het vakonderwijs, buitengewoon verdienstelijk werk heeft verricht. Zijn vaderlijke manier van optreden, gepaard aan grote wijsheid en vakmanschap, opende deuren en harten. Wat was hij verheugd toen bij zijn afscheid van het Proefstation en S.V.O., nog geen twee jaar geleden, zo velen, uit alle delen van het land, waren gekomen om hem de hand te drukken en te zeggen dat ze zoveel aan hem te danken hadden. Toen het vakonderwijs nog door velen als een overbodig iets werd beschouwd, behoorde Van Drecht mede tot de pioniers, tot de voortrekkers.”

Hendrik Jan van Drecht. Geboren te Kampen op 27 mei 1893. Van november 1912 tot september 1913 werkte hij als slagersknecht in Alkmaar. Rond 1916 had hij een paardenhouderij op het onbewoonde Keteleiland, binnen de gemeentegrenzen van Kampen. Wanneer hij de paarden nodig had, ging hij ’s morgens om vier uur van huis en kwam vanuit Kampen daarheen lopen, met de veerpont naar het eiland. Later was hij eigenaar van een stalhouderij, weer later garage- en verhuisbedrijf in Kampen. Hij werd lid van de Vrijmetselaarsloge Le Profond Silence in Kampen. Hendrik Jan is overleden te Kampen op 3 februari 1963. Zijn weduwe verkocht in 1966 het pand Burgwalstraat 35 in Kampen aan de gemeente ten behoeve van verkeersverbetering.

Hendrik Jan van Drecht (Henk). Geboren te Amsterdam op 29 oktober 1925. In 1965 kwam hij met zijn gezin uit de Staatsliedenbuurt naar de Plantage Kerklaan nr. 16 in Amsterdam, waar hij een fietsenmakerij overnam die daar al van vóór de Tweede Wereldoorlog was. Henk had nog maar één been, het andere had hij verloren toen hij na de oorlog als dienstplichtige naar Indië moest en daar op een mijn liep. Het gezin had het niet breed, maar Henk was een goede vakman als rijwielhandelaar en reparateur (Locomotiefdealer) en een kleurrijk figuur. In zijn vrije tijd, als vaste klant van Eik&Linde ontdeed hij zich wel, na een paar biertjes, van zijn houten been, maar bij buurtgenoten baarde dat niet eens meer opzien. Zijn bijnaam was “Henk fiets”.

In 1972 werd zijn invaliditeitspensioen herzien en Henk kreeg zelfs een speciale auto, naar men zei, door persoonlijke tussenkomst van Prins Bernhard. Daarop hield Henk op met werken. Een zoon zette het bedrijf korte tijd voort, maar binnen een jaar, in 1973, nam diens broer Marcel het van hem over. Marcel werkte er als jonge ondernemer direct al met veel plezier in het vak, dat hij al van jongs af van zijn vader had geleerd. “Henk fiets” is op 29 april 1999 overleden.

Zoon Marcel was atletisch gebouwd en was een verdienstelijk korfballer, waarmee hij al op 6-jarige leeftijd was begonnen. Zijn openingstijden waren voor het fietsenmakersvak bijzonder: hij startte zijn werkzaamheden laat in de ochtend, maar werkte hard en ging ook vaak nog laat in de avond door. Bij hem bleef wel alles kleinschalig. Wat hij nodig had voor montage kocht hij vaak dezelfde dag nog in. Dan sloot hij het ‘rijwielherstellingsoord’ even, met een briefje op de deur, en stapte op zijn oude motor met zijspan om het benodigde te gaan halen. Net als zijn vader kwam hij graag bij Eik&Linde, waar hij regelmatig op de flipperkast speelde tegen Ischa Meijer. Toen hij de laatste vijf jaar door ernstige ziekte werd gekweld, zette hij het werk voort tot het echt niet meer kon. In 2007 overleed hij op 55-jarige leeftijd. De rijwielzaak werd toen voorgoed gesloten.

Cornelis Klaasz van Dregt (ook wel geschreven: van Drecht). Behoorde tot de Rooms-Katholieke Zuid-Hollandse familie Van Dregt rond Alkemade. Gedoopt te Alkemade op 28 februari 1752, geboren te Vrouwe Venne / Roelofarendsveen.. Beroep: bouwman. In 1790 vervulde hij de functie van Armmeester van de Publieke Armen te Rijpwetering. Kornelis van Dregt was in de Frans-Bataafse tijd betrokken bij de gemeentepolitiek: in maart 1799 was hij één van de zeven kandidaten voor president van de municipaliteit van Alkemade.

Eerste huwelijk in 1779, echtgenote overleden in 1787. Tweede huwelijk in 1789, echtgenote overleden in 1802. Derde huwelijk in 1804, echtgenote overleden in 1810. Hijzelf is overleden te Rijpwetering gem. Alkemade 30 april 1832.

Nicolaas van Dregt. Geboren in Hoofddorp  gem. Haarlemmermeer op 10 augustus 1873. Als priester / kloosterling nam hij de naam Bonaventura aan (dr. B.N. van Dregt, Bonaventura Nicolaas). Hij ontving het wit habijt op 15 oktober 1894, sprak de kloostergeloften uit op 15 oktober 1896, en ontving de H. Priesterwijding op 8 september 1899. Op 26 oktober 1906 werd hij professor van de filosofie, en op 22 oktober 1915 van de H. Schrift. Op 18 juni 1916 werd hij kapelaan in de St.Janskerk in Roosendaal. Hij was zeer begaan met de Roosendaalse arbeidersklasse en werd daarom ook wel de “rode kapelaan” genoemd. In het museum Tongerlohuys in Roosendaal, Noord-Brabant hangt een portret van kapelaan Bonaventura van Dregt, geschilderd door Fr. Hertoghs. Het Tongerlohuys in Roosendaal uit 1762 (nu museum) was eigendom van de Abdij van Tongerlo in België en werd jarenlang bewoond door geestelijken, te weten witheren / norbertijnen, waaronder kapelaan Nicolaas (Bonaventura) van Dregt.

In Roosendaal zijn er straten naar hem zijn vernoemd, het Dr. Van Dregtplein en de Dr. Van Dregtstraat. De gemeente Roosendaal heeft een apart bestemmmingsplan gemaakt voor dit gebied. Midden 2010 werd de eerste paal geslagen voor het bouwplan “Roosdregt”, een samentrekking van Dr. Van Dregtplein en Roosendaal. Bij het 50-jarig bestaan van de Katholieke vakbond in de jaren ’50 werd de geschiedenis ervan in Roosendaal beschreven; citaat: “in 1926 verhuisden wij vanuit de Katholieke Kring naar het eigen bondsgebouw, dat wij dank zij de bovenmenselijke pogingen van onze toenmalige Geestelijk Adviseur, dr. B.N. van Dregt, hadden aangekocht en dat wij de naam gaven “Het Gildenhuis”. Op 27 mei 1923 werd bij zijn 25-jarig priesterjubileum stilgestaan; op 11 september 1949 vierde Prof.Dr. N. van Dregt zijn gouden priesterfeest. In april 1926 werd hij ingehuldigd als pastoor te Nieuwmoer in België. In december 1936 keerde hij terug naar de Abdij van Tongerlo, en werkte van oktober 1937 tot 31 december 1944 wederom als professor in de theologie. Kapelaan Bonaventura van Dregt is overleden op 28 april 1957 in de Tongerlo Abdij in de gemeente Westerlo, provincie Antwerpen, België.

Gerrit van Dregt. Geboren te Zuid-Schalkwijk, gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude op 20 augustus 1859. Tapper / koffiehuishouder in Haarlem. Gehuwd te Haarlemmerliede en Spaarnwoude op 25 mei 1887 met Anna Alida van de Nes. Gerrit adverteerde in juli 1889 met het oog op de Haarlemse Paardenmarkt: “Geschikte gelegenheid tot Stalling van Nachtpaarden en Uitspanning bij G. van Dregt, voorheen J. Bleeker, Schalkwijkerstraat No. 7, Haarlem.”  Hij overleed, 30 jaar oud, te Haarlem op 4 januari 1890 (in het bidprentje geschreven: Gerardus) en werd op 7 januari op het RK Kerkhof St. Bavo aldaar begraven. In een advertentie: “De zaak zal door de Weduwe op denzelfden voet worden voortgezet.”

De weduwe Van Dregt werd slachtoffer van een brutale afpersing onder bedreiging met moord. Op 7 oktober 1901 werd er gebeld bij haar huis, boven een barbierszaak in de Nieuwstraat nr.3 in Haarlem. Er vervoegde zich bij haar een goed gekleed persoon, die voorgaf advocaat te zijn en belast een erfenis in orde te maken betreffende een overleden familielid. De advocaat verdween snel toen de zoon thuis kwam. Op 8 oktober tegen 10¾ uur, toen de zoon juist was uitgegaan, werd er opnieuw gescheld en kwam de gewaande advocaat de trappen op. Hij werd in de mooie kamer gelaten, ging zitten en legde toen een revolver en een dolk op de tafel, tegen de weduwe zeggend dat zij nu maar heel spoedig haar brandkast had te openen, want dat hij haar anders zou vermoorden. De dodelijk verschrikte vrouw deed wat haar gezegd was en de man nam haar al het voorradige geld af, ongeveer fl. 137,50.

Hierop zei hij de vrouw aan dat zij naar boven op zolder had te gaan, dat zij zich bedaard had te houden en binnen een uur na zijn vertrek niets had te roepen of te doen, daar hij anders haar zoon zou vermoorden. Hij was edelmoedig genoeg om een rijksdaalder achter te laten om eten te kopen. Buurvrouw Bonfrére die de man naar binnen had zien gaan, vertrouwde de zaak niet en ging direct na zijn vertrek even kijken. Mevrouw Van Dregt was versuft en durfde van angst eerst haast niets te zeggen. Een dochter van de buurvrouw haalde dadelijk een agent. De Haarlemse politie trok er op uit om de man op te sporen, waarbij nogal wat verwarring optrad; diverse net geklede mannen werden van straat en uit koffiehuizen geplukt en meegenomen naar het bureau (waaronder een hooggeplaatst persoon die weer snel werd losgelaten). Het was voor de politie echter lastig zoeken omdat mevrouw Van Dregt en haar buurvrouw de dader beschreven als een magere nijdigaard, terwijl mevrouw Lenteman zei dat het een vrolijke dikkerd was.

Uit onderzoek bleek dat de dader eerst inlichtingen over haar had verzameld in haar vroegere Café op het Klein Heiligland, en ook tot tweemaal toe navraag had gedaan bij mevrouw Lenteman die haar goed kende. Dat had hem bevestigd dat de weduwe vroeger een goed beklant café had, en nu rustig kon leven (er waren geruchten dat zij zo’n fl. 40.000,- bezat). Uiteindelijk werd in Bloemendaal een man gearresteerd, Frans Rosier, een als “Haarlemse Frans” bekende misdadiger (ook al eerder verdacht geweest van moord of pogingen daartoe, en ten tijde van het misdrijf nog maar net een week uit de gevangenis na vijf jaar cel wegens diefstal). Bij zijn arrestatie trof de politie een groot mes en een revolver aan, plus een zakdoek waarin twee ooggaten waren geknipt. In juli 1902 moesten de weduwe en haar buurvrouw naar het paleis van justitie voor confrontatie met de arrestant. Zij herkenden hem en legden daarover verklaringen af. In augustus 1902 stond Rosier voor de rechter, waar hij zich brutaal en weigerachtig opstelde. Naast de drie dames werd ook de godsdienstonderwijzer van de gevangenis als getuige gehoord, die in verband met Rosiers vrijlating een colbertkostuum van blauw cheviot voor hem had gekocht. Rosier werd op 2 oktober tot 12 jaar gevangenis veroordeeld. In november 1902 werd de zaak in hoger beroep behandeld, waarbij dit vonnis werd bevestigd.

Na al deze ellende volgde voor de weduwe weer een zware slag. Op 16 februari 1904 overleed haar zoon, het enige kind, 15 jaar oud. Begin 1906 bleek Rosier uit het krankzinnigengesticht in Medemblik, waarheen hij vanuit de gevangenis van Leeuwarden was gebracht, te zijn ontsnapt. De weduwe Van Dregt, die toen bij haar moeder inwoonde, werd hierdoor zo geschokt dat zij naar de Maria Stichting moest worden overgebracht. Rosier werd na twee weken weer gepakt, in Utrecht. In oktober 1908 ontsnapte hij echter opnieuw; het verdere vervolg is niet bekend. De weduwe Anna Alida van Dregt-van de Nes werd op 18 november 1935 in het bevolkingsregister van Alkmaar ingeschreven op een “Gestichten-kaart”, komend uit Amsterdam.

Jan van Dregt. Geboren gem. Ransdorp akte 28 maart 1848. Overleed 30 jaar oud op 30 januari 1879, ongehuwd, visser, te Durgerdam. De achtergrond hiervan blijkt uit een bericht in het Algemeen Handelsblad van 2 februari 1879: “Twee visschers van Durgerdam, G. Prins en J. van Dregt, welke zich gistermorgen met een slede op het ijs in de Zuiderzee begaven om te visschen, werden hedenmorgen vermist. Na eenigen tijd gezocht te hebben, vond men hunne slede in een gat op het Pampus, oostwaarts van Uitdam, uit welk gat men ook weldra hunne lijken opvischte.” Hij werd begraven op kerkhof Durgerdam.

Mina van Dregt  Geboorteakte gemeente Zaandam 9 januari 1890. Zij is naar Amerika geëmigreerd. Op de passagierslijst van de SS Noordam die op 4 juni 1910 uit Rotterdam naar New York vertrok, staat mejuffrouw M. van Dregt vermeld. Op 16 juni 1910 arriveerde zij op Ellis Island. Zij kwam terecht in Chicago, Cook County, Illinois, waar toen al zo’n 20.000 Nederlanders woonden, die zich minder snel vermengden met de Engelssprekende bevolking en sterk op zichzelf bleven. Chicago is de enige van de grote Amerikaanse steden waar significante Nederlandse enclaves waren ontstaan; het zou tot na de Tweede Wereldoorlog duren voordat de Nederlandse gemeenschappen verder integreerden. Als Minnie van Dregt, 23 jaar oud, trouwde zij op 25 oktober 1913 te Chicago & Cook County, met Walter Tillema, 24 jaar oud, geboren op 18 november 1888 in Usquert (Groningen).

Walter was met de Statendam naar Amerika vertrokken en daar op 19 mei 1908 aangekomen. In 1910 was Walter “boarder” (kostganger) bij een familie Danhof in Chicago. In een gids van Chicago uit 1923 werd als zijn beroep vermeld teamster (voerman / chauffeur), hij transporteerde steenkool, zijn adres was toen h.4649 Walton. Minnie heeft op 28 mei 1929 een Naturalization Declaration of Intention ingediend, zij is dan housewife wonend op 4231 Kinzie Ave in Chicago. Volgens familieoverlevering hebben zij 11 kinderen Tillema gekregen. Het contact met familie in Nederland werd verbroken. Walter Tillema is op 23 mei 1943 overleden, Minnie Tillema-Van Dregt in 1984.

Pieter van Dregt. Geboren 14 januari 1907 te Amsterdam. Beroep metselaar. Hij woonde zijn gehele leven in Amsterdam, behalve gedurende zijn tewerkstelling in Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog (vertrekdatum 27 augustus 1942). Overleden te Amsterdam op 2 maart 1977. Vier maal getrouwd geweest. Eerste huwelijk in 1927, twee kinderen, scheiding in 1932 (getuige een oproep van een deurwaarder in de krant i.v.m. de scheidingszaak is hij dan zoek, “zonder bekende woon- of verblijfplaats”). Tweede huwelijk in 1933, één kind, scheiding in 1931. Deze echtgenote was al eerder gehuwd geweest en zou na de scheiding nog twee maal trouwen. Derde huwelijk in 1935, opnieuw (!) met de eerste echtgenote. Weer drie kinderen. Dit huwelijk eindigde op 17 augustus 1943 door haar overlijden. Vierde huwelijk in 1954, deze echtgenote was ook al eerder gehuwd geweest. Deze vierde echtgenote van Pieter overleed in 1980 als weduwe. Door deze achtereenvolgende huwelijken had Pieter naast de eigen zes kinderen ook uit het tweede huwelijk twee stiefkinderen en uit het vierde huwelijk twee stiefkinderen.

Rubertus van Dregt (Bert, Bart, Bertus). Geboren 17 oktober 1910 te Amsterdam. Beroep: timmerman. Op internet is zijn naam te vinden op de “arrivals list” van gevangenen van de falangisten van generaal Franco in de Spaanse burgeroorlog. Op 8 april 1938 werd hij met enkele honderden “foreign prisoners” / “internationals”, komend uit Zaragoza, binnengebracht in het concentratiekamp van San Pedro de Cardena dicht bij Burgos. Dit kamp was van 1936 tot 1939 in gebruik. Hij staat op de arrivals list genoteerd als nummer 268, beroep “Dependiente”, 27 jaar oud, uit Holanda, Amsterdam.

Het is echter niet zoals men denkt: Rubertus is nooit in de Spaanse burgeroorlog geweest! Zijn identiteit is “geleend” door de Duitse schrijnwerker en communistische activist Alfred Richter, uiterlijk een dubbelganger van hem. De Duitse schrijver Ernst Schmidt onthult in het boek “Lichter in der Finsternis, Widerstand und Verfolgung in Essen 1933-1945” deze persoonsverwisseling. De schrijver Schmidt ging in juni 1977 bij Rubertus op bezoek in Wolfheze, waar deze intussen woonde, om zijn kant van het verhaal te horen.

Rubertus was in de jaren ’30 actief lid en leider van een vakbond voor bouwvakkers. Toen in 1936 aan Rubertus werd gevraagd om zijn paspoort ten behoeve van een (voor hem onbekende) Duitse antifascist ter beschikking te stellen, heeft hij geen moment geaarzeld. In december 1933, na de machtsovername in Duitsland door Hitler, emigreerde Alfred Richter op aanwijzing van de partij naar Nederland, Amsterdam, waar de leiding van de Duitse communistische partij ondergronds doorwerkte. Hij werd ingezet als “grensinstructeur” om vanuit Nijmegen illegale antifascistische geschriften naar Noord-Duitsland, Roergebied en het Rijnland te verspreiden en verbindingen te onderhouden. In deze rol heeft hij zo’n 45 reizen vanuit Nederland naar Duitsland gemaakt, ongeveer eens in de maand. Bij omstreeks de helft daarvan gebruikte hij de papieren van Rubertus van Dregt. Hij gaf als beroep op varensgezel of koopman.

Na inwilliging door de partij van zijn verzoek daartoe, vertrok hij op 4 december 1937 uit Amsterdam naar Spanje om deel te nemen aan de burgeroorlog, en werd hij opgenomen in de 11e Internationale Brigade. In maart 1938 onderging hij zijn vuurdoop, waarbij zij het met alleen geweren moesten opnemen tegen Italiaanse tanks. Uit een omsingeling gebroken liep hij met een groepje vijf dagen lang op terugtocht naar de Ebro, maar nog voor de oversteek van de rivier werden ze gevangen genomen door de Franco-soldaten. Hoewel hij op weg naar Spanje het paspoort van Rubertus in Parijs had achtergelaten om andere illegalen te helpen, en geen enkel papier meer had, lukte het hem om in het kamp in Spanje weer als de Nederlander Rubertus van Dregt te worden geregisteerd. De 22 andere (echte) Nederlanders in het kamp namen hem in hun groep op. De Nederlandse ambassade in Madrid gaf hem in de herfst van 1942 weer een paspoort op naam van Rubertus af, zodat hij met de hele groep Nederlandse Spanjestrijders uit het kamp naar Curacao kon worden geëvacueerd. Daar veilig aangekomen, dacht hij zonder probleem te kunnen opbiechten niet echt Rubertus maar een Duitse vluchteling te zijn. De Nederlanders stopten hem echter in een interneringskamp met vooral Duitse en Nederlandse nazi’s. Daar is hij 4½ jaar geïnterneerd geweest. Pas midden 1947 kwam hij in Essen terug. In 1956 koos hij er voor om in het oosten, in Karl-Marx-Stadt in de DDR te gaan wonen. Tot zover over Alfred Richter.

Hoe ging het verder met de echte Rubertus van Dregt in Amsterdam? Rubertus was in de jaren ’30 een bekende topklasse korfballer, wiens naam wekelijks in de sportverslagen in de kranten was te vinden. Hij speelde bij LUTO. Later bleek dat Alfred Richter in Amsterdam aan de Kostverlorenkade had verbleven, terwijl Rubertus aan de Admiraalsgracht woonde, met alleen een gracht daartussen; ze hebben elkaar echter niet gekend. Pas nadat Nederland door de Duitsers was bezet heeft Rubertus weer een nieuwe pas aangevraagd, omdat hij in het buitenland wilde gaan werken. Hij voelde zich toen namelijk niet meer veilig in Nederland, omdat hij eerder als vakbondsleider een proces had gevoerd tegen een ondernemer die als nazisympathisant bekend stond. Hij is toen in Frankrijk gaan werken, waarbij hij ook met het ondergrondse linkse verzet daar contact hield.

In het bevolkingsregister van Amsterdam werd hij in juni 1946 als (weer?) vertrokken naar Frankrijk genoteerd. Januari 1948 werd hij weer in Amsterdam ingeschreven (zelfde adres, Admiraalsgracht). In mei 1953 verhuisde hij (volgens het Amsterdamse bevolkingsregister) van Amsterdam naar Wolfheze (gemeente Renkum), Heelsumseweg 58. Hij trouwde op 21 mei 1953 te Renkum met Wilhelmina Alida van Houten, geboren op 16 november 1922 te Amsterdam. Blijkbaar heeft hij 7 jaar op de Heelsumseweg gewoond, in een huis dat hij samen met zijn zwager zelf heeft gebouwd. Toen is dat huis verkocht en is hij met zijn vrouw verhuisd naar de Duitsekampweg in Wolfheze, twee kilometer verderop. Hij is in Arnhem overleden op 22 februari 1998.

Fred Johannes van Dregt. Geboren te Zeist op 18 maart 1950. Het Utrechts Nieuwsblad van 1 juli 1967 meldde dat hij het getuigschrift Elektrotechniek had behaald aan de gemeentelijke lagere technische school in Zeist. Rond 1970/1972 behoorde hij tot de circa 35 mannen en vrouwen die als “immigranten” uit Zeist naar Middelburg waren getrokken. Een kleine ‘volksverhuizing’! Deze jongelui verlieten de jachtige randstad om zich in het kalme Middelburg onledig te houden met een soort min of meer kunstzinnige activiteiten. In Zeist was er van 1966 tot 1970 een vestiging van de landelijke keten van jongerencentra Provadya geweest, achtereenvolgens onder de namen Oidiepoes en Lambiek. In de zomer van 1970 werd deze koffiebar annex vestzaktheater na problemen gesloten. Nadat al in 1968 de eerste Zeister kwartiermakers naar Middelburg waren gegaan, kwam er nu een hele grote golf over. Rond 1972 waren dat er zo’n 35, waaronder Fred van Dregt en Ria van Beek. Aan het Koorkerkhof in Middelburg was in 1969 een Provadya opengegaan, begin 1970 al weer voor enige tijd gesloten, en daarna als jongeren- of vrijetijdscentrum “Open de Beuk” doorgegaan. Het was een vrijplaats voor vrijzinnigen en non-conformisten. Er werd veel geblowed en gedronken. Na een (waarschijnlijk aangestoken) brand is het in 1976 verhuisd naar de Herengracht in Middelburg; in 1979 ging de Beuk failliet en sloot deze definitief. Fred was blijkbaar wel bij deze jeugd- en popmuziek-scene betrokken, maar zelf kon hij geen muziekinstrument bespelen; overigens kon hij wel goed schaken. Fred en Ria woonden eerst in Middelburg, later in het dorpje Oud-Sabbinge bij Wolphaartsdijk, gemeente Goes.

Later is Fred jarenlang werkzaam geweest bij Installatietechniek P.A. Verkerk BV te Zwijndrecht, voor welk bedrijf hij werkzaamheden verrichte op de Total Raffinaderij te Vlissingen. In een overlijdensadvertentie voor hem van dat bedrijf staat: “Helaas was hij al vele jaren om gezondheidsredenen niet in staat zijn werkzaamheden te verrichten”.  Fred is, 50 jaar oud, op 5 mei 2000 volkomen onverwacht overleden en op 10 mei 2000 in Middelburg gecremeerd.

Enkele publicaties waarin namen Van Drecht / Van Dregt voorkomen:

  • Schatting van den lande van Gelre voor de Veluwe van het begin der 14e eeuw. Naar het oorspronkelijk handschrift in het Rijksarchief te Arnhem. Uitgegeven door Pieter Nicolaas van Doorninck. Uitgeverij Van Brederode, Haarlem, 1905   
  • Heerde historisch gezien. Samengesteld door de Heerder Historische Vereniging. Heerde, augustus 1976
  • Geschiedenis van de familienamen in Heerde, Ontstaan, invoering en gebruik van familienamen op het platteland in de periode 1330-1830. Dr.D. Otten. Uitgave De Walburg Pers, Zutphen, 1985.
  • Veldnamen in Heerde. Dr.D. Otten. Stichting IJsselakademie, Kampen, 1993.
  • In de ban van het beeld, opstellen over geschiedenis en kunst. Dedalo Gerrit Carasso. Uitgeverij Verloren BV, Hilversum, 1998.
  • Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950. Pieter A. Scheen. Uitgegeven Scheen, ’s-Gravenhage, 1969.
  • De boekhandel te ’s-Gravenhage tot het eind van de 18e eeuw, biographisch woordenboek van boekverkoopers, uitgevers, boekdrukkers, boekbinders, enz. met vermelding van hun uitgaven en de veilingen door hen gehouden.  E.F. Kossman. Uitgeverij Martinus Nijhoff, ’s-Gravenhage 1937.
  • Bedrijven in eigen beheer, Kolonies en productieve associaties in Nederland tusen 1901 en 1958. Frans Becker en Johan Frieswijhk, met bijdragen van J.M. Welcker en F.J.M. van Puijenbroek. Uitgeverij SUN, Nijmegen, 1976.
  • Ooggetuige, Krijgsgevangen in Indië en Japan (1942/1945). J. (Ton) Verstraaten. Uitgeverij Walburg Pers, Zutphen, 2015.
  • Burmadagboek 1942/1945. Wim Kan. Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam, 1986.
  • Lichter in der Finsternis, Widerstand und Verfolgung in Essen 1933-1945. Erlebnisse, Berichte, Forschungen, Gespräche. Ernst Schmidt. Röderberg Verlag, Frankfurt a.M., 1979.
  • Mijn afscheid van Charlotte, 25 november 1979 – 20 juni 1981. Lous van Drecht, Sijthoff Amsterdam 1984. ISBN 90 218 3337 9.
  • Le Mystére Eléonora. Roman. Olivier Barrot & André Bercoff. Uitgeverij: Bernard Grasset, Paris, 2014.


Scroll naar boven