Families Van Drecht / Van Dregt

Overzicht families Van Drecht / Van Dregt

Heden ten dage is het aantal mensen in Nederland met de familienamen Van Drecht / Van Dregt tamelijk klein, slechts in de tientallen. In 1947 waren er in ons land 66 naamdragers Van Drecht, in 2007 was dat min of meer stabiel gebleven en waren dat er 73. Geschreven als Van Dregt waren het er in 1947 nog 65, hetgeen in 2007 inmiddels was teruggelopen tot 30 personen.

De familienaam Van Drecht / Van Dregt komt in Nederland al vele eeuwen voor, en de twee schrijfwijzen hebben lange tijd willekeurig door elkaar gelopen. Pas zo’n twee eeuwen geleden is men de “ch” en de “g” in geschrifte meer consequent gaan hanteren, voor die tijd kon men (bij wijze van spreken) op papier met “ch” worden geboren, met “g” trouwen, met “ch” kinderen en krijgen en weer met “g” overlijden.

Door de eeuwen heen hebben er tenminste zo’n ruime 600 van Drecht / Van Dregt’en in Nederland geleefd en zij zijn in grotere of kleinere familieverbanden aan elkaar verwant. Deze familieverbanden blijken onderling echter niet allemaal aan elkaar te koppelen. Er is dus sprake van een aantal verschillende families Van Drecht / Van Dregt waartussen geen directe relatie aanwijsbaar is. Een aantal van die families is in het heden nog volop vertegenwoordigd, andere families zijn ‘uitgestorven’ in de zin dat de naam Van Drecht / Van Dregt niet verder werd doorgegeven.

Het veruit grootste familieverband betreft de Van Drecht / Van Dregt’en die hun oorsprong vinden op de Noordoost Veluwe. De naam duikt hier al vanaf rond 1330 met enige regelmaat op in losse fragmenten, en vormt vanaf rond 1550 een aaneengesloten lijn naar het heden. Deze familie is (vanaf de reformatie) in oorsprong protestants en werd min of meer wisselend met ‘ch’ en ‘g’ geschreven, tot dat er later definitief afzonderlijke ‘ch’ en ‘g’ lijnen uit voortkwamen.

Twee andere families staan hiervan apart omdat zij, ondanks dat eveneens een Gelderse  oorsprong aanwijsbaar is, (nog) niet aan de grote Veluwse familie zijn te relateren. Dat betreft families met geografisch zwaartepunt in Amsterdam, resp. Den Haag. Ook deze families zijn van oorsprong protestants en werden sterk overwegend met ‘ch’ geschreven.

Geheel los hiervan zijn er twee families die een heel andere oorsprong hebben, katholiek zijn en sterk overwegend met ‘g’ worden geschreven. Eén hiervan betreft een Zuid-Hollandse familie die stamt uit de regio Alkemade, i.c. dicht bij de rivier de Drecht, zijrivier van de Amstel. De andere familie stamt uit Noord-Holland boven Amsterdam (nabij de regio Drechterland) en bestond eeuwenlang uit Zuiderzeevissers.

Al deze verschillende families komen hieronder afzonderlijk aan de orde. Eerst de nog steeds levende families, dat zijn de Veluwse, de Haagse en de Noord-Hollandse families. Daarna komen de uitgestorven families aan de orde, te weten de Amsterdamse en de Zuid-Hollandse families. Tenslotte zijn er nog losse vermeldingen, vooralsnog onplaatsbare Van Drecht / Van Dregt’en.

Vroegste naamdragers van de grote Veluwse familie

Het stamgebied is het laaggelegen poldergebied van Veluwe, gelegen aan de IJssel in de huidige gemeente Heerde. Dat het woord ‘drecht’ hier opduikt is bijzonder, omdat het als een neder-Frankisch woord voor waterloop wordt beschouwd en hier in ander gebied voorkomt; dit wordt verklaard doordat er hierheen migratie van Hollanders zou hebben plaatsgevonden die de waterbeheersingswerken tot stand brachten. Het blijkt dat tot in onze tijd het laatste gedeelte van de Terwoldse Wetering, eer deze met de Grote Wetering samenvloeit, bij oude vissers bekend stond als de “Drechtink”.

Rond 1330 wordt in de “Schatting van den lande van Gelre voor de Veluwe” een man vermeld met de naam Cope Drechtink, zelf horige boer maar tevens belastingophaler voor de graaf van Gelre (pas enkele jaren later wordt die graaf overigens hertog). Zijn ‘kloft’ (ambtsgebied) omvatte in ieder geval de dorpen Veessen en Vorchten. Zijn naam komt enkele jaren later ook weer voor bij de uitgifte van woeste gronden aan particulieren in het ambt van Heerde.

Met een sprong van een eeuw treft men in de Gelderse rekening van 1425 een Herman van Drecht aan die met Vorchten en Veessen verbonden is, en in 1430 staat een Willem van Drecht borg bij een schenking van land aan een klooster (drie morgen in Weijenberger marsch onder de buurtschap Vorgten).

Weer een eeuw later worden in de jaren 1523 en 1528 transacties vermeld met betrekking tot een huis en hofstede van een Hermen van Drecht. In de lijst van boerderijen met het oog op (voor oorlogsvoering) te vorderen paarden van 1534 staan het goed Dregterwere en het goed Drechtmans Erve vermeld. Tegen het eind van die eeuw wordt het nog drukker met vermeldingen van Van Drecht’en op de Noordoost Veluwe, van wie de onderlinge relatie overigens niet altijd duidelijk is.

Met het nodige voorbehoud zien we dan een rechtstreekse afstammingslijn ontstaan. Een Van Drecht geboren rond 1560, waarvan geen voornaam bekend is, trouwde met een Swane Jans. Rond 1590 werd hun zoon Jan van Drecht geboren, die trouwde met Aeltje Jans. Die wordt weer de vader van Daniel Jansen van Drecht, geboren circa 1620 en overleden voor 1659. Daniel werd in zijn gebied blijkbaar een man met een belangrijke maatschappelijke positie. In 1649 is hij eerste ondergetekende van een verzoekschrift van geërfden en ingezetenen van Veessen aan de classis van de Neder-Veluwe, waarin men de wens te kennen geeft een eigen predikant in Veessen aan te stellen. In 1651 staat hij vermeld als Heemraad van het Dijkgraafambt Veluwe. Hij trouwt rond 1655, en circa 1660/1670 wordt zoon Hermen Daniels van Dregt in Veessen geboren. Die wordt circa 1710/1720 vader van Toon Harmenszen van Dregt.

Toon Harmenszen van Dregt trouwde met Harmina Hendriks; hij overleed te Veessen op 31 december 1778 en werd begraven op 6 januari 1779, zij overleed te Veessen op 5 januari 1789 en werd begraven op 12 januari 1789. Hun zoon Hermen Toonsz van Drecht werd gedoopt te Veessen op 22 januari 1747. Hiermee zijn we aangekomen bij de stamvader van de grote Veluwse familie Van Drecht / Van Dregt.

Het nageslacht van Hermen Toonsz van Drecht / Van Dregt (1747-1796)

Zoals gezegd, werd Hermen Toonsz van Drecht gedoopt te Veessen op 22 januari 1747. Hij ging op 6 maart 1779 te Hattem in ondertrouw met Hendrikje Hendriks, geboren te Werven, het huwelijk werd in Veessen gesloten. Zij overleed al op 10 januari 1780, aan de gevolgen van de geboorte van het eerste kind.

Circa 1781 huwde hij opnieuw, nu met Janna Egberts Vos (ook – naar de boerderij van haar vader – genaamd Janna Otterweerd, of Janna Torzi), gedoopt te Vaassen op 29 september 1750. Zij kregen samen nog weer vier kinderen. Janna overleed in 1825, Hermen was daarvoor al overleden. Bijzonder is nog dat Janna pas twaalf jaar na dato door de overheid de negen gulden vergoed kreeg die zij in november 1813 onder dreiging met geweld had moeten afstaan aan de Russische kozakken die het land kwamen bevrijden van de Fransen.

Uit het (helaas korte) eerste huwelijk was op 2 januari 1780 Antoni geboren. De enige jongen uit het tweede huwelijk was Hendrikus, geboren op 22 april 1787. Antoni trouwde in 1815 met Gerrigjen Jacobsdochter Bijsterbosch en zij kregen (tenminste)  vijf kinderen, waarvan twee jongens die de familienaam zouden voortzetten, Hendrik geboren in 1825 en Gerrit geboren in 1831.

Hendrikus trouwde in 1815 met Hermina (Mijna) van der Hulst en zij kregen (tenminste) zeven kinderen, waarvan de zoons Hermen geboren in 1817, Jan geboren in 1823, en  Hendrik Jan geboren in 1827 de familienaam zouden voortzetten. Er was ook een vrouwelijk familielid dat de naam doorgaf: een zus van Hendrikus, namelijk Egbertjen van Dregt, geboren in 1784, bracht in 1822 ongehuwd een dochter Hermijna van Drecht ter wereld, die echter twintig jaar oud ongehuwd en zonder beroep overleed in 1843.

Allen die tot dusverre zijn genoemd waren werkzaam in de agrarische sector. En zij lijken  buitengewoon honkvast te zijn geweest in Veessen. Samenvattend: Hermen Toonsz van Drecht had uit twee zoons vijf kleinzonen die elk op hun beurt weer stamvader werden van uitgebreide families Van Drecht / Van Dregt. Deze afzonderlijke  familiegroepen binnen de grote Veluwse familie komen hierna alle vijf achtereenvolgens aan de orde.

Veluwse familiegroep A:   Het nageslacht van Hendrik van Dregt (1825-1904)

Deze familie omvat 49 personen. Stamvader Hendrik van Dregt werd geboren in gemeente Heerde op 11 oktober 1825, hij overleed in Het Loo Apeldoorn op 26 maart 1904. Hij woonde eerst in Kampen en werkte als schippersknecht, later als dagloner. In 1867 vestigde hij zich in Almelo, en in 1871/72 in Hilversum waar hij werkte als wever. Daarna werd hij ambtenaar, kommies 3e klasse bij ’s Rijks Belastingen.

Hij trouwde op 24 augustus 1853 met Grietje Maatjes, en zij kregen 6 kinderen die allen werden geboren in Kampen. Zij overleed in 1866 in Kampen. Daarna trouwde hij in 1867 in Almelo met Hendrina Frederica van der Veen, en zij kregen nog weer 7 kinderen geboren in Almelo. De volgende generatie bestond, zowel voor mannen als vrouwen, uit textielarbeiders, en zij werkten zowel in Twente als in aangrenzend Duitsland. In de derde generatie valt Hendrik (Hein) van Dregt op die werd geboren in 1877 in Hilversum, textielarbeider / wever, en activist van het NAS, het Nationaal Arbeidssecretariaat, een links-radicale koepelorganisatie van vakbonden opgericht in 1893 op instigatie van de Tweede Internationale. In 1916 vertrok hij naar Eindhoven waar hij in 1920 als stakingsleider optrad. In 1923 was hij voor de communisten kandidaat voor Provinciale Staten. Hij werd lid van de weversassociatie De Ploeg in Bergeijk, maar begin 1925 verliet hij die weer. Later woonde hij bij zijn zoon Frederik Willem (Willy) in Zeist. Willy had in de Tweede Wereldoorlog contacten met het verzet.

In de derde en vierde generatie zijn er, naast Van Dregt’en in Zeist en Baarn, gezinnen Van Dregt die in Duitsland wonen en werken, met kinderen die in Duitsland zijn geboren. Zo heeft bijvoorbeeld Anton van Dregt geboren 1902 in Viersen altijd de Duitse nationaliteit gehad, hij was Konditormeister in Bad Neuenahr-Ahrweiler. Zowel in Nederland als in Duitsland zijn er heden ten dage nog nazaten van deze familie.

Veluwse familiegroep B:   Het nageslacht van Gerrit van Dregt (1831-1897)

Deze familie omvat 26 personen. Gerrit van Dregt werd geboren op 7 december 1831 in Veessen gemeente Heerde, hij overleed op 2 december 1897 in Baarn. In 1857 trouwde hij in Hattem met Derkje Steenbergen, zij overleed op 11 mei 1912 in Baarn. Zij woonden eerst in Zwolle en gingen rond 1861 naar de gemeente Zwollerkerspel, waar hij werkte als boerenknecht. Van daar uit vertrokken zij in 1874 naar Baarn, waar hij als arbeider werkte in een steenfabriek en woonde in een van de zgn. steenovenhuisjes.

De meeste leden van de volgende generaties woonden in Baarn. Veel meisjes in deze familie heetten Derkje. Jacob van Dregt (1866-1934) was marinier en heeft als koloniaal in Indië gediend. Gerrit van Dregt (1876-1930) was rijwielhandelaar in Baarn en was sociaal-democratisch lid van de gemeenteraad van Baarn. Deze familie kent thans nog slechts één naamdrager.

Veluwse familiegroep C:   Het nageslacht van Hermen van Dregt (1817-1900)

Deze familie omvat 29 personen. Hermen van Dregt werd geboren te Veessen gemeente Heerde op 7 november 1817 en overleed in 1900 in Veessen. Hij trouwde in 1845 in Heerde met Geertje de Graaf en zij kregen acht kinderen. Hij was van beroep landbouwer, later vermeld als arbeider.

Leden van deze familiegroep zijn als enigen het stamgebied (gemeente Heerde, Veessen) altijd trouw gebleven. Enkelen waren van vader op zoon smid en rijwielhandelaar in Veessen. Anderen oefenden het vak van bakker uit, zowel in Heerde als in Kampen. Gerrit Jan van Dregt (gemeente Heerde 1926) keerde in 1949 als soldaat terug in Heerde vanuit Indonesië en emigreerde in 1952 samen met zijn ouders en broer naar Canada. Inmiddels zijn er meerdere generaties Van Dregt in Canada.

De laatste Van Dregt in Veessen was Gerrit Jan geboren in 1924, die eerst in de smederij en winkel van zijn vader Hendrik heeft gewerkt en die zaak later heeft overgenomen. Bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als smids- en rijwielbedrijf, metaalbewerkingsbedrijf, later ook als winkelbedrijf (in huishoudelijke artikelen).  Hij is in 1997 “in de volle zekerheid van zijn geloof” (aldus tekst advertentie van de Commissie van Beheer van de Gereformeerde kerk te Heerde) overleden, en begraven op de begraafplaats in Veessen.

Veluwse familiegroep D:   Het nageslacht van Jan van Drecht (1823-1872)

Deze familie omvat 57 personen. Jan van Drecht werd geboren in Veessen op 11 juli 1823 en overleed in Wijhe (buurschap Wengelo) op 12 mei 1872. Waarschijnlijk is hij na het overlijden van zijn vader in 1842 met zijn moeder meeverhuisd naar Wijhe aan de andere oever van de IJssel. Beroep: arbeider. In Wijhe trouwde hij in 1854 met Johanna Horselenberg. Zij kregen 9 kinderen, oudste in 1854, jongste in 1870.

Vader en moeder overleden kort na elkaar in 1872 en 1876, waarna de kleinere kinderen als wees bij familieleden werden ondergebracht. De beide jongsten (8 en 6 jaar oud) gingen wonen bij hun oom Hermen in Veessen. De oudste zoon Frederik Hendrikus van Drecht groeide op in Wijhe en vertrok in 1874 toen hij twintig was naar Amsterdam. Hij begon daar als metselaar en timmerman en werd uiteindelijk aannemer en makelaar. Maatschappelijk geslaagd, was hij een man met gezag in de gehele familie. Helaas ging zijn bedrijf failliet in 1909. Na het overlijden van zijn vrouw in 1931 woonde hij bij een van zijn twaalf kinderen, een dochter in Muiderberg. Hij overleed daar in 1949 op zijn 95e verjaardag.

Zijn 14 jaar jongere broer Johan vertrok op twintigjarige leeftijd als loteling van de lichting 1888 uit Heerde voor militaire dienst. Toen hij in 1890 de dienst verliet ging hij bij zijn oudste broer in Amsterdam wonen, waar hij werkte als bakkersknecht. Mei 1892 ging hij een vrijwillige verbintenis aan voor zes jaar militaire dienst bij de Vestingartillerie in Delft. Na een half jaar bracht een akkefietje hem voor de krijgsraad, waarna hij werd overgeplaatst naar Gorinchem. Daar ontmoette hij zijn latere vrouw. Zij kregen hun eerste twee kinderen in 1895 en 1896 maar konden pas trouwen toen hij in 1898 had uitgediend. Daarna werd hij varensgezel op de Rijnvaart naar Duitsland. Hij overleed op 39-jarige leeftijd in 1907. Zijn weduwe hertrouwde en vertrok met de kinderen naar Den Haag.

Zowel Frederik Hendrikus als Johan kregen een uitgebreid nageslacht, vooral in Amsterdam en Den Haag. We lichten er enkele uit. Om te beginnen Hendrik Willem van Drecht (Amsterdam 1901), die was sergeant der infanterie en is vier maal (!) getrouwd.

Gradus van Drecht (Dordrecht 1906) werd in 1917 als elfjarige van school gehaald om in de glasfabriek in Leerdam twaalf uren per dag te werken. In 1940 was hij toegetreden tot het Vrijwillig Landstormkorps Luchtafweerdienst en was hij in de meidagen betrokken bij de verdediging van Den Haag en vliegveld Ypenburg, Na de oorlog had hij een ijszaak en ijsfabriekje in Scheveningen “Cremerie Speciale”. Johan Christiaan van Drecht (Den Haag 1937) werkte voor de Buitenlandse Dienst, trouwde in Djakarta, en kinderen werden geboren in plaatsen als Moskou en Brasilia. Ook deze familie kent heden ten dage nazaten.

Veluwse familiegroep E:   Het nageslacht van Hendrik Jan van Drecht (1827-1898)

Deze familie omvat 67 personen. Hendrik Jan van Drecht werd geboren in Veessen op 15 januari 1827 en is overleden in Wijhe op 15 mei 1898. Hij trouwde in 1855 in Olst met Johanna Rietberg en zij kregen in Wijhe 9 kinderen. Zijn beroep was slager. De volgende generatie bestond vooral uit smeden en slagers in Wijhe, en een enkeling wisselde zelfs deze beide beroepen af. Hermanus Frederikus van Drecht (Wijhe 1859) begon als slagersknecht in Wijhe en had later een eigen slagerij in Kampen. Zijn dochter Berendina Hendrika (Kampen 1887) werd mevrouw Van Dregt-Van Drecht door haar huwelijk met Albert Jan van Dregt uit familiegroep C.

Anton van Drecht (Wijhe 1869) werd na 1893 slager in Zwolle. Hij kreeg zes zonen. Ook Hendrik Jan van Drecht (Wijhe 1873) was slager in Wijhe, en vanaf 1931/32 woonde er een huishoudster bij hem, met wie hij in 1958 kort voor zijn overlijden in het huwelijk trad. In de daarop volgende generatie treft men ook weer veel slagers aan. Peter van Drecht (Kampen 1889) had een slagerij in Kampen, maar werd in 1942 hoofdconsulent bij het slagersproefstation in Utrecht. Na zijn overlijden in Utrecht in 1961 schreef het slagersvakblad onder meer “dat Van Drecht bekendheid genoot zowel in binnen- als buitenland en deswege herhaaldelijk als jurylid fungeerde bij tentoonstellingen”.

Hendrik Jan van Drecht (Kampen 1893) was stalhouder en later garagehouder in Kampen; hij was lid van de vrijmetselaarsloge “Le Profond Silence” in Kampen. Hendrik Jan van Drecht (Zwolle 1897) was achtereenvolgend stoffeerder, stationsarbeider NS, agent van het loodskantoor, fortwachter op Fort Kwadijk, hulpagent politie. Met zijn eerste vrouw verhuisde hij in 1921/22 naar Amsterdam, waar het in 1930/31 tot een scheiding kwam. In 1931 trouwde hij opnieuw. Vijf kinderen uit het eerste huwelijk, twee uit het tweede. Geerlig van Drecht (Zwolle 1899) verhuisde ook naar Amsterdam en werkte als adjunct-commies bij de Directe Belastingen (invoerrechten). Steven van Drecht (Zwolle 1903) was bakker in Zwolle.

De weer volgende generaties zijn zeer uitgebreid. Een kleine selectie. Herman Frederik van Drecht (Kampen 1919) was adjunct-directeur van de Bondsspaarbank Centraal Nederland. Hendrik Jan van Drecht (Amsterdam 1925) liep als dienstplichtige in Indië op een mijn en kreeg een houten been, dat hij in de kroeg in Amsterdam na een paar biertjes wel eens af deed, zijn bijnaam was “Henk Fiets” omdat hij rijwielhandelaar was. Louis Willem Gerrit van Drecht (Amsterdam 1938) heeft lange tijd in Amsterdam een rondvaartboot geëxploiteerd, en werd later “cruise manager” in Schagen met meerdere passagiersschepen. Op nog levende personen uit deze generatie en de vele leden van jongere generaties kunnen we hier vanwege privacy niet nader ingaan.

Een Haagse familie Van Drecht

Deze familie omvat 84 personen. Stamvader is Jacob van Drecht (ook: Jacobus Johannes) geboren in Gelderland rond 1696, die in Den Haag opdook toen hij daar in 1743 trouwde met de dan 21-jarige Johanna Jacoba Bouvink. Jacob zou gezien zijn Gelderse afkomst gerelateerd kunnen zijn aan de Veluwse Van Drecht’en, maar daar is geen informatie over. Hij is overleden in Den Haag op 23 december 1762. Dit is de enige familie Van Drecht die een familiewapen voerde: “Een zandloper, helmteken: de zandloper tussen een vlucht”.  Zij kregen negen kinderen.

Catharina Maria (Den Haag 1745) exploiteerde een komenijsnering (= kruidenierswinkeltje)  in de Dennewegbuurt in Den Haag. De twee broers Harmanus Hendricus van Drecht (Den Haag 1753) en Jan Abraham (Den Haag 1756) waren boekbinders en boekverkopers in Den Haag. Harmanus Hendricus was een vooraanstaande patriot, zijn broer juist oranjegezind. Beide werden op latere leeftijd  zenuwziek, “in zware zinneloosheid vervallen”. Ook zij hadden beide veel kinderen, maar slechts één ervan zette de familienaam voort. Dat was Jacobus Johannes van Drecht (Den Haag 1777), ook weer boekbinder en boekverkoper.

Diens zoon Johannes Abraham van Drecht (Den Haag 1817) werd aan de kunstacademie opgeleid tot kabinetwerker. Een dochter van Johannes Abraham, genaamd IJda Jacoba (1842)+, trouwde met een fotograaf, een heel nieuw beroep in die tijd. Haar zuster Elisabeth was modenaaister / winkelierster. Hun broer Jacobus Johannes (Den Haag 1840) kwam niet in het boekenvak terecht, hij werd spekslager. Ook broer Johannes Abraham (Den Haag 1844) zat in het slagersvak, als meestervleeshouwer; hij trouwde twee keer, met uit beide huwelijken enkele kinderen die echter geen van allen meer dan een paar maanden oud werden. Zijn zaken gingen zo goed dat hij in 1889 de buitenplaats Lommeroord in Leidschendam kon kopen (toen Shady Side genoemd).

Nog een broer, Gerrit van Drecht (Den Haag 1849) was wel weer letterzetter en boekdrukker, later onderdirecteur van de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij en het dagblad het Vaderland. En broer Wilhelmus van Drecht (Den Haag 1855) begon eveneens als letterzetter, maar werd later exploitant van een café.

Een generatie verder. Een zoon van Gerrit, Gerardus van Drecht (Den Haag 1879) werd architect, hij bouwde als rijksarchitect een deel van de TH Delft. Voor eigen rekening bouwde hij zwembad De Regentes in Den Haag, waarvan hij vanaf 1925 zelf de directie ging voeren. Hij ontwierp ook zijn eigen woonhuis in Warmond. Zijn broer Jacobus Johannes (Den Haag 1884) vervulde een hoge functie bij de Rijksluchtvaartdienst en was officier in de orde van Oranje-Nassau. Willems zoon Wilhelmus Hendricus (Den Haag 1891) ging in 1913 werken op het Departement van Justitie, waar hij in 1956 met pensioen ging, hij was ridder in de orde van Oranje-Nassau.

Nog weer een generatie verder. Een zoon van de architect, Gerardus van Drecht (Den Haag 1906) blonk uit in atletiek. In 1927 emigreerde hij naar Canada, waar hij zonder boerenachtergrond een gemengde farm in Manitoba begon; hij volgde een driejarige cursus landbouwkunde aan de Universiteit in Winnipeg.  In de oorlog werkte hij als landbouwkundige voor het uitgeweken Nederlandse kabinet in Londen. Hij overleed 48 jaar oud in 1954 in Canada door koolmonoxidevergiftiging. Zijn vrouw bestuurde daarna de farm voort. Zij hadden 7 kinderen, met nageslacht in Canada tot op heden ten dage.

Zijn broer Robert (Den Haag 1912) begon op zijn 19e te werken in zwembad De Regentes waar zijn vader de directie voerde. Later volgde hij zijn vader op. Hij had ook nog een ander zwembad in het Bezuidenhout, dat in 1945 werd gebombardeerd. Van de schadeuitkering kocht hij een jachthaven in Warmond, die hij tien jaar exploiteerde en toen weer verkocht. Met zijn vrouw woonde hij toen in Warmond in zijn voormalige ouderlijk huis. Hij bezat nog een armoire, het meesterstuk van zijn overgrootvader, de kabinetwerker.

In deze zelfde generatie treffen we ook kinderen aan van Jacobus Johannes, ten eerste Hendrik Jan Eduard van Drecht (Den Haag 1916). Hij werkte eerst bij de KLM en daarna bij de Borsumij in Indië. In de oorlog werd hij als krijgsgevangene tewerkgesteld bij de beruchte spoorlijn in Birma, waar hij de naaste kameraad werd van de cabaretier Wim Kan (meermalen vermeld in diens gepubliceerde kampdagboek). Na de onafhankelijkheid van Indonesië werkte hij daar nog door tot 1953, en daarna werkte hij in Ruanda-Urundi en Congo-Brazzaville, en nog enkele andere landen. Als weduwnaar overleed hij in Den Haag in 2004, geen kinderen.

Zijn jongere broer Jaap van Drecht (Den Haag 1918) studeerde elektrotechniek en werkte o.m. bij Philips. Na de oorlog bij de Rijksluchtvaartdienst, afdeling luchtverkeersbeveiliging. Daarna bij de TH Delft, afdeling scheikunde. In 1960 ging hij naar het GEB Den Haag, o.m. voor de introductie van kabeltelevisie. Hij verhuisde in 1989 naar Bergeijk. Hij hield duiven en was lid van de lokale duivenvereniging De Telegraaf. Een andere hobby was klokken en horloges maken. Overleden in Bergeijk in 2012. Vijf zonen.

Op dit punt breken we de beschrijvingen af in verband met privacy van de levende nazaten, zowel in Nederland als in Canada.

Een Noord-Hollandse familie Van Dregt

Deze familie omvat 111 personen. De familie staat geheel op zichzelf, geen relatie met de andere families. Onderscheidend is ook dat deze familie katholiek was. Waarschijnlijk is de naam ontleend aan de regio Drechterland. Stamvader is Zijmon Baartsz van Dregt die in 1699 in Ransdorp in ondertrouw ging met Magteltje Willems. Twee zoons zetten de familienaam voort, soms ook als Van Drecht geschreven maar later uitsluitend als Van Dregt.

De volgende generaties speelden zich volledig af in Ransdorp / Durgerdam. Veelvoorkomende namen waren Barend, Simon, Meindert, en voor meisjes Magteltje, Geertje, Eefje, Neeltje, Trijntje, Martje. In de vierde generatie zien we meer variatie ontstaan in beroepen dan alleen visser, ook werken in de landbouw komt in beeld. Barend Willems van Drecht (Durgerdam 1787) was eerst visser en daarna arbeider. Meindert Willems van Drecht (Durgerdam 1791) kreeg een Waterloo gratificatie toegekend omdat hij als infanterist aan de slag had deelgenomen. Later werd hij korenverschieter (sjouwer).

Sijmon Willems van Drecht (Durgerdam / Ransdorp 1796) was wel weer visser, net als Willem van Dregt (Oosthuizen gem. Etersheim 1812). In een latere generatie valt op Jan van Dregt (Ransdorp 1848), een visser die dertig jaar oud in 1879 overleed toen hij met een vriend met een slede op het ijs van de Zuiderzee in een wak was beland. Meindert van Dregt (Oosthuizen 1816) was boerenknecht. De kanaal- en polderwerker Jacob van Dregt (Oudendijk 1848) werd in het Algemeen Politieblad in 1868 gezocht omdat hij als loteling van de lichting 1868 met de noorderzon was vertrokken. Eind 19e eeuw waren de meeste Van Dregt’en in deze regio nog steeds visser, maar anderen waren ook dagloner, gemeentewerkman, scheepsschilder, nachtwaker.

Mina van Dregt (Zaandam 1890) vertrok in 1910 met de SS Noordam naar Amerika. Via Ellis Island kwam zij terecht in Chicago waar toen zo’n 20.000 Nederlanders woonden die daar als groep en met hun eigen taal op zichzelf bleven. Daar trouwde zij in 1913 met een Nederlander uit Usquert, als ‘teamster’ (voerman / chauffeur) vervoerde hij steenkool.

Pieter van Dregt (Oudendijk 1844) trouwde in 1871 met de 14 jaar jongere Neeltje van Dijk, die vanaf 1875 in het Algemeen Politieblad werd gezocht ter zake van hoon. Pieter van Dregt (Haarlem 1872), metselaar, vestigde zich in Amsterdam en werd daar vader van twaalf kinderen.

Jan van Dregt (Zaandam 1896) was 17 jaar lang kruidenier, daarna conciërge bij het Witte Kruis; hij was ook bestuurslid van de Coöperatieve Vereniging Uitvaartverzorging in Zaandam.

Pieter van Dregt (Amsterdam 1907) was net als zijn vader metselaar. Hij is vier maal getrouwd geweest, de derde keer opnieuw met zijn eerste vrouw. Ten tijde van de eerste scheiding werd hij door een deurwaarder in de krant opgeroepen als ”zonder bekende woon- of verblijfplaats”.

De echtgenoot van Anna Catharina (Amsterdam 1913) was baggerman bij de Stadsreiniging en nam in 1941 deel aan de februari-staking, hij werd bestraft met salariskorting.

Een bijzonder verhaal betreft Rubertus van Dregt (Amsterdam 1910), timmerman, een bekende topklasse korfballer, en ook actief lid en leider van een vakbond voor bouwvakkers. Een Duitse schrijnwerker en communistisch activist die in 1933 naar Nederland was gevlucht om zijn partij ondergronds te laten doorwerken, en die uiterlijk op Rubertus leek, had behoefte aan een nieuwe identiteit, en via de organisaties werd Rubertus gevraagd om zijn paspoort aan hem af te staan. Rubertus heeft geen moment geaarzeld. De Duitser vertrok eind 1937 naar Spanje om aan de burgeroorlog deel te nemen en raakte aan het Ebro-front in gevangenschap, nog steeds onder de identiteit van de Nederlander Van Dregt. De echte Rubertus voelde zich als vakbondsman in bezet Nederland niet meer veilig en ging in Frankrijk werken. Na enkele jaren kwam hij terug naar Amsterdam, en daarna verhuisde hij in 1953 naar Wolfheze gem. Renkum. Hij is in 1998 in Arnhem overleden.

In deze familie Van Dregt hebben vooral de generaties van de jaren ’30 en ’50 nageslacht voortgebracht, waarvan een ruim aantal heden ten dage nog rondloopt.

Uitgestorven:   Een Amsterdamse familie Van Drecht

Deze familie omvat 63 personen. Het begint met Jan van Drecht, geboren rond 1670 in Epe, die op 9 juli 1699 in Amsterdam trouwde met Geertruijd Backer en dan poorter werd van Amsterdam met beroep koekebacker. Gezien de herkomst uit Epe zou er een link kunnen zijn met de Veluwse familie, maar dat is niet kunnen worden vastgesteld. In 1712 verhuisden zij naar Franeker (beroep nu omschreven als meester-koeckebacker). Enkele jaren later vertrokken zij naar Epe, maar uiteindelijk kwamen zij weer in Amsterdam terecht. Hij is daar overleden in 1719, zijn weduwe in 1727. Zij kregen (tenminste) negen kinderen. Op verzoek van de oudste dochter werden de twee jongsten in 1727 ingenomen in het Diaconie Weeshuis.

Twee zonen zetten de familienaam voort.  Hendrik van Dregt (Amsterdam 1705) trouwde drie maal. Bij het eerste huwelijk tekenden beide met een kruisje, zij konden niet schrijven. Uit het derde huwelijk tien kinderen. De derde echtgenote werd als weduwe begraven in 1773, de twee jongste kinderen werden toen in het Diaconie Weeshuis ingenomen (zij konden beide wel lezen en schrijven). De erfenis van hun ouders bedroeg 117 gulden bezit tegenover 183 gulden schulden, dus “meer schult als goet”. De 117 gulden waarde van de boedel bestond voor de helft uit 1 bed met peluw, 1 houten kast, 1 kabinet “met glaas”, 6 stuks houtwerk en 1 klok; in de andere helft vallen op 38 stuks klein lijwaat, 20 stuks koper en tin, 50 stuks porselein en 53 stuks “Delfs aardewerk”, en ook nog 8 schilderijen, 2 spiegels en “wat rommeling”.

Broer Johannes van Dregt (Franeker 1712) was witwerker, d.w.z. hij vervaardigde in Amsterdam kleine witmetalen voorwerpen zoals messen en scharen. Getrouwd in 1736, drie kinderen. Twee zonen van Hendrik zetten de familienaam voort, nl. Jan (Amsterdam 1745) en Hendrik (Amsterdam 1755, schuyermakersknecht). Hetzelfde geldt voor twee zonen van zijn broer Johannes, nl. Johannes (Amsterdam 1737) en Pieter (Amsterdam 1739).

Deze Johannes van Dreght (1737) verwierf in 1758 het poorterschap van Amsterdam en enkele dagen later werd hij als kunstschilder door koop lid van het St. Lucasgilde. Hij schreef zich in 1766 in bij de tekenacademie, waar hij jarenlang prijzen won, in 1773 de gouden medaille van de eerste klasse. Toen in het Amsterdamse stadhuis op de Dam een expositiezaal voor kunstenaars van de academie werd ingericht, maakte hij daar gebruik van. Vrij veel decoratief werk van zijn hand heeft de tand des tijds doorstaan, hij was vooral in het toegepaste vlak werkzaam (beschilderde behangseldoeken, luxe sleepkoetsen, pronksleden, plezierjachten, rijtuigen, schouwen, decors, waaiers, etc.). Hij was de meest uitgesproken neoclassicist onder de Nederlandse schilders, en hij heeft zo’n twaalf of dertien leerlingen gehad. In 1779 kocht hij een huis en erf aan de Amstelkerkstraat zuidzijde (nu Kerkstraat). Vanaf 1787 profileerde hij zich als patriot en maakte hij schilderijen met politieke strekking. In 1795 werkte hij mee aan de versieringen bij de feesten ter ere van de Bataafs-Franse Alliantie. Hij overleed in 1807.

In de volgende generatie was Isaack van Drecht (Amsterdam 1796) kleermaker. Sijmen Johannes van Drecht (Amsterdam 1769) was blikslager en koperslager; hij profiteerde in 1803 van het Generaal Pardon voor zijn desertie uit de marine in 1796. In de daarop volgende generatie valt op Herman van Drecht (Amsterdam 1827) die als derde stuurman 24 jaar oud op een reis van Padang naar Batavia aan boord is overleden. En Sijmen Johannes van Drecht (Amsterdam 1805) die blikslager werd net als zijn vader. Zijn broer Pieter Cornelis van Drecht (Amsterdam 1811) was koperslager. Veel kinderen overleden jong. Pieter Cornelis (Amsterdam 1841) was de enige in de volgende generatie die de naam nog doorgaf, aan Johannes Ludovicus Petrus van Drecht (Amsterdam 1874), die echter slechts negen weken oud werd. Daarmee was deze familie voor wat betreft de familienaam Van Drecht uitgestorven.

Uitgestorven:   Een Zuid-Hollandse familie Van Dregt

Deze familie omvat tenminste 66 personen. In de 17e eeuw waren er meerdere mensen in Alkemade / Rijpwetering met de naam Verdreght of varianten. Hun onderlinge relaties zijn onvoldoende duidelijk. De naam lijkt te verwijzen naar de rivier de Drecht, zijrivier van de Amstel. Het betreffende gebied was vroeger een veenmoeras, dat eerst na ontwatering door het graven van weteringen geschikt was geworden voor menselijke bewoning en agrarisch gebruik.

Er komt lijn in de familierelaties met Engel Engelsz van Dregt die rond 1640 kan zijn geboren, rooms-katholiek, getrouwd met Sijmetje Jans en wonend in Rijpwetering. Van hen zijn vijf kinderen bekend. Zoon Jan Engelsz van Dregt (Verdregt), Rijpwetering Alkemade ws. 1665, trouwde in 1697 voor Gerecht te Leiden. Zij stonden in 1702 vermeld in het kohier voor de 100e penning van Rijnland, en verhuisden in 1706 van Leimuiden naar de Zevenhuizen onder de Vrije Boekhorst. In 1712 werd hij beleend met huis en erf, beplant met bomen, aan de zuidzijde begrensd door de sloot tegenover het Vrouwenven, door de leenheer van de Hofstede Boekhorst. In 1728 en 1731 kwam daar nog aanvulling bij, inclusief een kruidentuintje. Na zijn overlijden gingen de lenen in 1733 over op een zoon van zijn broer, want van zijn kinderen was er geen enkele in leven gebleven.

Zijn broer Cornelius Engelsz van Dreght werd RK gedoopt in Rijpwetering in 1667. In 1719 verkocht hij 1 morgen 300 roeden land voor 165 gulden. Hij trouwde in 1699 in Rijpwetering, zij kregen zever kinderen. Zijn vrouw overleed in 1722, waarop hij in 1729 hertrouwde, Hij overleed in 1729.

Jan Cornelis van Dregt (Rijpwetering 1700) kreeg in 1733 de lenen van zijn oom overgedragen. Op nieuwjaarsdag 1751 was hij als schepen van de Vrije en de Lage Boekhorst samen met andere RK ingezetenen medeoprichter van een fonds “waaruijt te kunnen onderschraagen en eenighzins te onderhouden de Armen en behoeftigen”. Hij werd daarbij als één van de twee Armmeesters aangesteld. In 1743 trouwde hij. Hij moet vóór 1769 zijn overleden, want in dat jaar is zijn vrouw als weduwe overleden.

Claes Cornelisz van Dregt (Alkemade op de Ven rond 1720) werd op de lijst van weerbare mannen van Rijnsburg van 1747 genoemd als één van de “Roomsgezinde bouwlieden woonende op de Vrouwe Venne onder de jurisdictie (dog wel drie uren afgeleegen) van Rijnsburg”. Hij trouwde in 1746. Tenminste vier kinderen.

Een volgende generatie. Cornelis Klaasz van Dregt (ook: Van Drecht), geboren te Vrouwe Venne in 1752, RK gedoopt in Alkemade. Beroep bouwman. In 1790 was hij Armmeester van de Publieke Armen te Rijpwetering. In de Frans-Bataafse tijd was hij betrokken bij de gemeentepolitiek. In maart 1799 was hij één van de zeven kandidaten voor president van de municipaliteit van Alkemade. Overleden Rijpwetering 1832. Hij is drie maal getrouwd, eerst in 1779, weduwnaar in 1787. Tweede huwelijk in 1789, deze echtgenote overleed in 1802. Derde huwelijk in 1804. Uit de eerste twee huwelijken acht kinderen.

Een generatie verder. Gerrit van Dregt (Alkemade 1791) was landbouwer. Hij trouwde met een schoonzus van zijn zuster. Zij overleed in 1829 in het kraambed van het zesde kind. Hij hertrouwde in 1831, uit het tweede huwelijk nog weer vijf kinderen. Zoon Cornelis (Alkemade 1823), landbouwer, trouwde in 1861 met een bijna tien jaar oudere weduwe, ook landbouwster. Zij vestigden zich in Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Broer Nicolaas (Alkemade 1824) werd landbouwer in Zuid-Schalkwijk. Na zijn overlijden in 1891 werd vóór zijn Bouwmanswoning genaamd “Het Slot Nieuwerkerk” een veiling gehouden van vee, wagens, hooi, gereedschappen en ook enige inboedel waaronder porselein en zilverwerk. Broer Jacobus (Alkemade 1829) trouwde in 1869, zeven kinderen geboren in Haarlemmerliede en Spaarnwoude.

Tenslotte zette ook broer Cornelis (Alkemade 1834) de familie voort, en kreeg met twaalf  kinderen een uitgebreid nageslacht. Enkele daarvan overleden jong. De meesten echter maakten van hun RK geloof hun beroep. Francina (1866) trad in bij de Zusters van Liefde. Dat deed ook Alida Cornelia (1869). Het bidprentje voor Gerarda Catharina (1870) vermeldt “zij heeft in eenvoud en opgeruimdheid in een onwankelbaar geloof God en haar huisgenoten gediend. Haar leven was afgesloten van de wereld, maar open voor God”. Ook Geertruida (1876) heeft “het religieuze kleed ontvangen” bij de Zusters van Liefde. Anthonia (1881) ging eveneens bij die zusters, en werkte in het onderwijs (hoofdakte 1906, Frans L.O. 1912, stenographie 1914). Ook Maria (1884) ging naar het klooster.

Hun broer Nicolaas (Hoofddorp gem. Haarlemmermeer 1873) nam als priester / kloosterling de naam Bonaventura aan. Hij ontving het wit habijt in 1894, kloostergeloften in 1896, priesterwijding in 1899. Inmiddels gepromoveerd, werd hij in 1906 professor in de filosofie. In 1916 werd hij kapelaan in de St. Janskerk in Roosendaal. Hij was zeer begaan met de arbeidersklasse en werd daarom wel “de rode kapelaan” genoemd. In Museum Tongerlohuys in Roosendaal hangt een geschilderd portret van hem. In Roosendaal zijn straten naar hem vernoemd, het Dr. Van Dregt plein en de Dr. Van Dregt straat. In 1949 vierde hij zijn gouden priesterfeest. Hij overleed in 1957.

De familie werd alleen nog voortgezet door Gerrit van Dregt (Zuid-Schalkwijk 1859), zoon van Nicolaas (1824-1891). In 1887 getrouwd met Anna Alida van de Nes. Hij was tapper / koffiehuishouder in Haarlem. In 1889 adverteerde hij met het oog op de Haarlemse Paardenmarkt “Geschikte gelegenheid tot stalling van Nachtpaarden en Uitspanning bij G. van Dregt”.  Hij overleed 30 jaar oud in Haarlem in 1890. De zaak werd voortgezet door zijn weduwe. De weduwe werd in 1901 slachtoffer van een brutale afpersing onder bedreiging met moord. Na een speurtocht arresteerde de politie Frans Rosier, een als “Haarlemse Frans” bekende misdadiger, hij kreeg 12 jaar gevangenis. Na deze ellende trof de weduwe opnieuw een zware slag: in 1904 overleed haar zoon, enig kind, 15 jaar oud.

Hiermee loopt het spoor dood, ook deze familie is voor wat betreft de naam Van Dregt uitgestorven.

Overige van Drecht’en, losse einden

Een restcategorie. Naast de beschreven uitgebreide families is er ook sprake van losse naamdragers en familiefragmenten, die niet aan de grotere verbanden zijn te relateren. Dat is om te beginnen het geval op de Veluwe, met name in Epe en Oene. Hier zijn diverse fragmentarische vermeldingen van vroege Van Drecht’en te vinden. Waarschijnlijk betreft dit wel degelijk vertakkingen van de grote Veluwse familie, waarvan echter nog geen aansluiting is gevonden.

In Amsterdam treffen we in de 17e eeuw enkele tientallen “losse” Van Drecht / Van Dregt’en aan, die niet aan families zijn te knopen. Een fragmentarisch familieverband daarbij betreft afstammelingen van Dirck Henrix van Drecht, geboren rond 1611, zeilmaker, en later ziekenbezoeker, getrouwd in 1633, begraven in 1674. Van hem zijn twee kinderen bekend, zoon François (ca. 1642) en dochter Magteltje (ca. 1651). François werd “assistent opt comptoir van de convoyen”, d.w.z. tolgelden op de rivieren zowel als voor zeeschepen. Hij had een fraaie krullerige handtekening. Poorter in 1658. In 1672 kocht hij een huis en erf tussen Kerkstraat en Keizersgracht. Twee maal getrouwd, in totaal zes kinderen, geen zoons die overleefden. Dochter Geertruij trouwde met dominee Barovius.

Een dergelijk los fragment is ook te vinden in Hoorn, met echter een voorloop op de Veluwe. Jan van Drecht woonde in regio Epe “op de Grift”, zoon Steven Jansen van Drecht werd geboren in Epe rond 1590, diens zoon was Gerrit Stevens van Drecht gedoopt 1613 in Epe die woonde in Zuik en twee maal trouwde. Hij was de vader van Reijnier van Drecht gedoopt 1665 in Epe. Deze Reijnier woonde in 1696 in Hoorn, Noord-Holland, en trad daar dat jaar in het huwelijk. Vier dochters werden in Hoorn geboren. Maar dit familiespoor loopt hier al weer dood.

Dan is er ook nog sprake van Van Drecht’/ Van Dregt’en buiten Nederland. Dat er heden ten dage in het buitenland families Van Drecht / Van Dregt leven is al aangegeven bij de Haagse familie en groep C van de Veluwse familie, beide in Canada. Merkwaardig is dat er in Estland een familie Vandrecht (zonder spatie geschreven) leeft die begint met Christian Vandrecht geboren in 1733, werkzaam als smid op Estse landgoederen. Die zou, gezien het drukke handelsverkeer tussen ons land en het Balticum, mogelijk een Nederlandse oorsprong kunnen hebben.

Tenslotte zijn er ook nog “fantasie” Van Drecht’en. De Franse schrijver Olivier Barrot, bekend van zijn boekenprogramma op de Franse televisie, schreef het boek “Le Mystére Eleonora” waarin een verdwenen filmster Eleonora van Drecht als onvindbare hoofdpersoon optreedt. Ook blijken er op Facebook jongelui de door hen zelf verzonnen naam “Van Drecht” als fake-identiteit te gebruiken.

Scroll naar boven